2115 Werkzaam zijn van de lichtdragers – Onbeperkte vooruitgang

15 oktober 1941: Boek 30

Het rijk van het licht binnen te gaan, vereist een rijpheidsgraad, die de ziel de overvloed van licht laat verdragen. Dat wil zeggen dat de goddelijke uitstraling van liefde de ziel doorstroomt en haar onvoorstelbaar gelukkig maakt. Maar een onrijpe ziel zou verteerd worden door het vuur van de liefde, omdat ze nog niet dezelfde kracht heeft. Alleen wanneer de ziel zich eveneens tot liefde gevormd heeft, verdraagt ze de lichtstroom van de goddelijke liefde. En nu spoort deze kracht haar tot voortdurende werkzaamheid aan.

Maar op welke manier de activiteiten van een tot lichtwezen geworden ziel plaatsvinden, is de mensen op aarde niet begrijpelijk te maken. Het is een onophoudelijk uitdelen en ontvangen van kracht. Het is een proces, dat alleen maar beschreven kan worden door een voortdurend omleiden en doorgeven van de liefdeskracht uit God. In een onbeschrijflijk harmonieuze omgeving komen deze lichtwezens voor elkaar op, zich in liefde verenigend, waar toegenomen krachtafgifte vereist is, in onvermoeibare liefde zorgend voor de krachteloze wezens, hen naar het licht leidend en steeds alleen maar wezens uit de duisternis naar de hoogte leidend.

Er bestaat geen zaligmakendere gebeurtenis dan het veranderen van de duistere wezens in lichtdragers. Het is een proces dat ondenkbaar lange tijd duurt, maar dat het lichtwezen niet moe laat worden, want het doel is onvoorstelbaar gelukkig makend en de verloste wezens verenigen zich weer met hun geestelijke leiders en lichtgevers, als ze eveneens lichtdragers geworden zijn.

En zodoende wordt het eerst gevende wezen steeds licht- en krachtvoller en kan zich nu weer door zijn lichtgraad met hogere wezens verenigen. En dit betekent hetzelfde als een steeds innigere vereniging met God. Er bestaan in de eeuwigheid geen grenzen aan de weg omhoog. Het wezen zal tot een steeds grotere volheid van licht kunnen komen, zonder ooit het einddoel te bereiken. Nooit zal de mate van de liefdesuitstraling uit God beperkt worden. Steeds zal het wezen meer kunnen ontvangen en dit “meer” nastreven. Er bestaat geen ophouden. Er bestaat geen verzadigd zijn, dat een verlangen naar meer uitschakelt.

Het gevende wezen zal ontvangen en van zijn rijkdom aan liefde afgeven. Het zal voortdurend begeren en weer ontvangen. Maar de afgifte van licht vermindert nooit de graad van licht van de gevende wezens, want omdat het wezen doorlopend ontvangt, wordt zijn overvloed aan licht steeds sterker en zodoende komt het wezen steeds dichter bij God. Het is verbonden met God door het ontvangen van zijn liefdesuitstraling en het streeft toch onophoudelijk God na. Het is een begeren en een vervulling van de altijddurende gelukstoestand van de wezens, die het lichtrijk binnen gegaan zijn, die zelf zalig zijn en naar de gelukzaligheid willen leiden.

Amen

Vertaald door: Peter Schelling

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring
Luisteren
als MP3 downloaden
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften

Translations