Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2105
2105 Het proces van overdracht is een daad van geestelijke straling van kracht
9 oktober 1941: Boek 30
Het geestelijke contact kan steeds tot stand worden gebracht, maar zelden op een zo duidelijke manier, dat het werkzaam zijn van geestelijke krachten duidelijk te herkennen is. Vindt een dergelijke verbinding van het rijk hierna met de aarde plaats, dan is daaraan ook een doel verbonden. En dit maakt het weer begrijpelijk, dat er met zorg wordt toegezien op de inhoud van de bekendmakingen die van boven nu tot de mensen komen.
Aangaande de geloofwaardigheid ervan moet van alle bedenkingen worden afgezien. Want wat bestemd is voor de gehele mensheid en niet alleen voor een enkeling, wordt niet willekeurig of in het wilde weg aan de mensen overgebracht. De geringste tegenstrijdigheid zou de mensen aanleiding geven tot afwijzing. En daar het Gods wil is, hun zuivere lering aan te bieden, zal hij dus ook verhinderen dat het van boven aangebodene is vermengd met dwaling.
De gevende krachten zijn niet willekeurig toegelaten om te onderrichten. Ze ontvangen hun onderrichtingen van God en kunnen er uit eigen wil niets aan toevoegen, want ze voeren alleen de goddelijke wil uit. Ze staan zelf vast in de waarheid en zullen begrijpelijkerwijs geen onwaarheid uitdelen. Maar onwetende wezens zijn krachteloos. Ze kunnen wel de gedachten bezwaren van mensen die op dezelfde trap van onvolmaaktheid staan, maar ze zijn niet in staat geschriften correct te dicteren. Want wereldse capaciteiten vallen in het hiernamaals uit, zodra de toestand van rijpheid gebrekkig is.
Het proces van de overdracht van geestelijke bekendmakingen op deze manier is een daad van geestelijke overdracht van kracht. Geestelijke kracht kan alleen worden overgedragen door een lichtwezen, omdat dit ook een ontvanger en drager is van kracht. Maar onwetende wezens of wezens met een gebrekkig weten, ontbreekt het ook aan kracht. En bijgevolg kunnen er niet zulke geschreven dictaten tot stand komen, omdat die immers eerst het gevolg zijn van uitstraling van geestelijke kracht.
De aan de mens toebedeelde levenskracht is niet voldoende om in een zo korte tijd geschriften met geestelijke inhoud te laten ontstaan. Er zijn dus ontegenzeglijk geestelijke krachten aan het werk. En andere dan wetende krachten kunnen niet iets geven wat ze zelf niet bezitten. Maar wetende krachten zijn verbonden met God. Dat wil zeggen: hun wil is Gods wil en wat ze realiseren, doen ze in opdracht van God.
Onwetende krachten zouden, wanneer ze het zouden kunnen, op deze manier de hele wereld met dwaling bedelen. En de geestelijke chaos zou niet te overzien zijn. Weliswaar kunnen onrijpe wezens door middel van gedachten op eveneens onrijpe mensen inwerken. En dan is het gevolg een geheel verkeerd denken, een verkeerde zienswijze onder de mensen, die echter steeds door nadenken werd verkregen.
Maar overgebrachte mededelingen die zonder nadenken tot de mensen komen, zijn overdrachten van geestelijke kracht. Dat wil zeggen: geestelijke wezens die zelf over buitengewone kracht beschikken, brengen deze verder over op een mensenkind dat bereidwillig is te ontvangen, dat zijn wil geeft, dat wil zeggen zich als ontvangststation gereed houdt.
Dit proces is duidelijk herkenbaar, want de resultaten zijn aanwezig. Ze zijn ontstaan zonder enig hulpmiddel. Ze kunnen niet met het denken van de mens worden uitgelegd, want het verstandelijk denken brengt in een zo korte tijd een dergelijke inhoud van betekenis niet tot stand. Bijgevolg moet er een kracht aan het werk zijn, die buiten het aardse haar oorsprong heeft.
En wordt er dan een kracht erkend, dan kunnen alleen goede wezens de gevers zijn. Want zij alleen kunnen kracht uitdelen en verder leiden, omdat ze zelf met kracht zijn doorstroomd. Omdat ze ontvangers van kracht uit God zijn, dus dezelfde wil hebben als God.
Op het ongewone van het gebeuren wordt al heel gauw geen acht geslagen. En er wordt de scherpste kritiek uitgeoefend op de inhoud. Maar deze is niet te weerleggen. En dat zou al voldoende moeten zijn om te concluderen dat er een gever is die niet in het rijk van de boze is te zoeken.
De tegenstander bedient zich waarlijk van andere middelen, dan de mensheid te wijzen op het goede en edele. Hij verkondigt geen liefde, maar haat. Hij probeert niet het licht te brengen, maar het denken van de mensen in de war te brengen. Maar hier worden de mensen duidelijk en begrijpelijk wijsheden aangeboden, die alleen maar wetende krachten kunnen overbrengen. En alle wezens die wetend zijn, werken in opdracht van God.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte