Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2104
2104 Het diepste gevoel is het richtsnoer voor de levenswandel
9 oktober 1941: Boek 30
Het diepste gevoel in de mens is het richtsnoer voor zijn levenswandel. Zolang de mens vragen heeft, is hij noch afwijzend, noch aanvaardend. En dan uit de stem zich in hem, waarop hij alleen maar acht hoeft te slaan om op de juiste weg te zijn. Zolang het geloof ontbreekt, is het vaak heel moeilijk te kunnen aanvaarden. Doch pas de wil zorgt voor de beslissing. Is deze goed, dan neemt de mens zonder bezwaar aan wat het innerlijke gevoel hem zegt. Want door zijn vraag heeft hij het hart geopend voor de invloed van de vrienden in het hiernamaals. Maar de mens van wie de wil zich nog in de macht van de tegenstander bevindt, sluit zijn hart voor die influisteringen. Hij biedt er dus weerstand aan en verwerpt ze, dat wil zeggen: hij ontkent. Alleen de mens die bereidwillig is het juiste te doen, zal steeds acht slaan op de stem van zijn hart. Want deze stelt vragen en wacht op de beantwoording hiervan.
De onwillige mens leeft zonder zulke vragen te stellen die geestelijk weten betreffen, omdat hij al het geestelijke - dat wil zeggen een leven buiten het aardse - afwijst. En aan iemand die niet vraagt, kan geen antwoord worden gegeven. Het denken van de mens houdt zich meestal bezig met aardse zaken. En de tijd voor geestelijke onderzoekingen beschouwt hij als een verloren tijd. Maar dan is hij nog zo materialistisch ingesteld, dat hij geen gevoel heeft voor de fijne stem in zich. En daarom let hij ook niet op de innerlijke opwellingen. Dus zal de innerlijke stem voornamelijk daar klinken, waar de liefde voor de wereld, het gevoel voor al het aardse, voor de materie, begint af te nemen.
Want dan pas houdt de mens zich bezig met diepere gedachten. En deze leiden ertoe, dat hij zich vaak dingen afvraagt. Dat hij nu als het ware zichzelf ook het antwoord geeft, dat echter de geestelijke vrienden eigenlijk door middel van gedachten aan hem hebben overgebracht. Want zodra zijn wil goed is en zich niet afwijzend tegenover God gedraagt, zal hem ook de waarheid door middel van gedachten toekomen. En hij kan met een gerust hart de stem van het hart, dus zijn diepste gevoel, geloof schenken en nu datgene doen, waartoe het hem aanzet. Alleen de wil moet het goede nastreven. Hij moet willen, dat hij het juiste doet. Dan zal hem ook onomstotelijk de weg worden getoond die hij moet gaan.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte