Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2075
2075 Zielen van overledenen in de nabijheid van de aarde
17 september 1941: Boek 30
De zielen van de overledenen houden zich zolang in de nabijheid van de aarde op als hun gedachten en verlangen nog de aardse goederen en aards genot betreffen. Ze zijn met alles wat ze begeren verbonden door het verlangen en zullen zich steeds in de nabijheid ervan ophouden. Waar ze van hielden op aarde daar kunnen ze zich ook in het hiernamaals niet zo gemakkelijk van scheiden en het gevolg daarvan is, dat het voor hen moeilijk is in het hiernamaals opwaarts te streven. Neemt aards begeren de ziel nog gevangen, dan valt het geestelijk rijp worden te betwijfelen, want een begeren schakelt meestal een geven uit, zolang tot de ziel geestelijke spijzen begeert. Het doen toekomen hiervan zal ook de drang om te geven in haar opwekken of vergroten. Is ze echter nog niet in staat geestelijke kost op te nemen, dan wordt deze haar ook niet aangeboden, want dan heeft ze zich nog niet geheel losgemaakt van de aarde en zou nooit de waarde van datgene inzien wat in het geestelijke rijk als het meest kostbare wordt begeerd. Maar het verlangen naar aards goed is een gebrek aan zielenrijpheid en zo is de aarde omgeven door talrijke zielen in een staat van gebrekkige rijpheid, die zich niet kunnen losmaken van dat wat hun in het leven op aarde aangenaam en begerenswaard toescheen. Zulke zielen kan alleen door gebed hulp worden geboden, want een gebed in liefde laat hun iets voelen wat ze tot nu toe niet kenden.
Er stroomt hun geestelijke kracht toe, die iets heel anders in hen losmaakt dan de vervulling van aardse begeerte. Ze ervaren dit toestromen van kracht als uitermate gelukkig makend en keren zich nu langzaam van hun tot nu toe nagestreefde doelen af. En zo kan de mens op aarde de overledenen de grootste hulp en de grootste liefdedienst bewijzen, als hij hun vaak een gebed nazendt dat aanleiding geeft zich los te maken van de aarde en de omgeving die hun lief is geweest. Al het aardse houdt de ziel van de positieve ontwikkeling af, pas wanneer het verlangen daarnaar wordt bestreden, treedt het geestelijke op de voorgrond en dan pas begint de klim omhoog in het hiernamaals. En hoe eerder het geestelijke streven in het hiernamaals begint, des te minder strijd heeft de ziel uit te vechten, want het aardse verlangen zal steeds zwakker worden. De ziel zal zich steeds meer van de aarde verwijderen, dan pas heeft ze de materie overwonnen, wanneer ze verlangen naar geestelijk goed bespeurt. Dan zal ze niet alleen begeren, maar ook willen geven. En dit is het begin van de klim omhoog.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte