Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2069

2069 Geestelijke herordening

13 september 1941: Boek 30

Het is een zekere geestelijke arrogantie om zich geroepen te voelen om een geestelijke herordening in te voeren. Dat wil zeggen het bestaande totaal te vernietigen en het te willen vervangen door nieuwe leringen en geboden, die wel ten beste de mensheid moeten dienen, echter enkel lichamelijke voordelen, maar geen geestelijke opwaartse ontwikkeling opleveren. Dit is onmiskenbaar de invloed van de boze macht, want dit voornemen richt zich tegen God en tegen de goddelijke leer en wie het goedkeurt, is eveneens aan deze macht onderworpen, omdat hij anders hier de tegen God gerichte wil aan zou herkennen, dat de godheid van Jezus Christus ontkend wordt.

Christus bracht de wereld het heil en als men Hem ontkent, valt de wereld weer terug in de toestand van geestelijke duisternis, waarin ze zich vroeger bevond. Want het is geestelijke duisternis zich aan te matigen of het goed te keuren iets te willen verbeteren, wat God door Jezus Christus naar de aarde liet komen. Een leer, die alleen maar liefde predikte en alleen die kan een geestelijke opwaartse ontwikkeling bevorderen en het is aanmatigend om deze leer nu te willen verbeteren en er iets nieuws voor in de plaats te zetten, dat niet meer met de goddelijke geboden overeenkomt.

In Zijn eindeloze liefde laat God het effect van dit voornemen de mensen, die in het gevaar verkeren om de goddelijke leer van de liefde te veronachtzamen en hun aandacht te veel op uiterlijkheden richten, nog tot zegen zijn. Ze worden door een grote ontsteltenis in het huidige denken ertoe gebracht een standpunt in te nemen over de kern van de christelijke leer. Wat hen afgenomen wordt, kunnen ze gemakkelijk opgeven, zolang ze het geloof in de godheid van Jezus in zich dragen en zodoende ook Zijn leer aanhangen, die alleen maar de liefde tot richtsnoer heeft. Maar de uiterlijkheden zijn waardeloos en daarom moet er niet met weemoed aan teruggedacht worden. Dit leidt alleen maar tot opheldering van de innerlijke gewaarwording. Het leidt tot nadenken en kan dus voor degenen, die lauw zijn, tot zegen zijn.

Nochtans is de opvatting, die aan dit voornemen ten grondslag ligt, verwerpelijk. Zich geroepen te voelen om een geestelijke omwenteling teweeg te brengen, betekent een gebrek aan deemoed en zodoende ook een gebrek aan kennis, zolang nog één of ander aards voordeel behaald moet worden. Maar de wereld probeert niet de glans van het licht te versterken, maar het licht uit te doven, omdat het hun activiteiten verlicht, want de drijvende kracht hiervoor is degene, wiens wil tegen God gericht is.

Amen

Vertaald door Peter Schelling