Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2065
2065 Verklaring voor de strijd tegen het geestelijke – Zwakte en kracht
11 september 1941: Boek 30
Het bewustzijn van de eigen krachteloosheid weet de mens ertoe te bewegen om zich aan een kracht gevende macht toe te vertrouwen en om deze kracht te vragen en daarom is het gevoel van zwakte steeds een voordeel, ofschoon het aards als het grootste nadeel beschouwd wordt. De wereld, dat wil zeggen de mensen die de wereld bewonen, probeert alleen maar aan de aardse taken te voldoen en heeft daarvoor meer of minder kracht en wilskracht nodig.
Een traag worden hierin beschouwt hij als een gebrek en ze probeert nu de oorzaken daarvan te doorgronden en wel, door de invloed van de tegenstander, gelooft ze deze gevonden te hebben in het geestelijke streven. En daarom trekt ze met alle middelen te velde tegen zulk een streven. Juist dat, wat alleen zegen brengt en succesvol voor de ziel is, wordt als nadeel beschouwd en daarom bestreden.
Men gaat ervan uit dat het geloof in een hogere macht en aan diens hulp en krachtschenking het aardse streven van de mens dienovereenkomstig vermindert. Dat zodoende de eigen ontwikkeling van kracht van de mens afneemt en hij zich verwachtingsvol aan het werkzaam zijn van deze macht overgeeft en men probeert dit te verhinderen, doordat men het geloof in een hogere macht probeert te vernietigen. In het bijzonder het geloof in de krachtschenking zonder eigen toedoen.
De wereld probeert de sterkte en kracht van het gebed te verzwakken. Ze eist juist het tegendeel. Buitengewone kracht of ontplooiing van de wil zonder hulp van een kracht van boven, want ze beschouwt alleen de lichaamskracht of het verstandsmatige denken, dat in staat is de aardse eisen de baas te worden, als waardevol.
Maar zo’n opvatting maakt een einde aan elk geestelijk streven. Want een geestelijke vooruitgang kan alleen maar behaald worden door schenking van genade en dit kan alleen maar verkregen worden door het gebed. Maar het gebed stelt het erkennen van een macht voorop, die genade en kracht schenken kan en wil en er moet ook om deze kracht gevraagd worden. De mens moet het gevoel van zwakte niet alleen maar proberen te overwinnen door toenemende aardse werkzaamheid, maar hij moet zich tot Degene wenden, Die alleen dit gevoel kan veranderen door Zijn genade, door het geven van dat, wat de mens ontbreekt voor de geestelijke opwaartse ontwikkeling. Want de grootste aardse ontplooiing levert de mens geen geestelijk succes op. Pas wanneer hij zich klein en zwak voelt, neemt hij de weg naar God en pas dan vervult hij de eigenlijke aardse opdracht, die hem weliswaar weinig aards, maar daarvoor in de plaats des te groter geestelijk succes oplevert.
Amen
Vertaald door Peter Schelling