Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2057

2057 Geestelijke uitwisseling – Eeuwigheidsvragen

3 september 1941: Boek 30

Steeds zijn het eeuwigheidsvragen, die de mens beantwoord worden door geestelijke uitwisseling met het hiernamaals, want alleen de kennis daarvan is belangrijk. Wat echter voor een beter begrip bevorderlijk is, zal de mens niet onthouden worden, ook al roert het aardse dingen aan.

Om uitvoerig onderwezen te kunnen worden, moet hij eerst weten dat er een samenhang tussen alle dingen bestaat en dat het uiteindelijke doel van de hele schepping de vervolmaking van al het in haar aanwezige geestelijke is en blijft. Wat er op aarde bestaat, dient steeds alleen maar het wezenlijke tot verblijf, opdat deze rijpt en God kan naderen. Van deze gang van het wezenlijke op aarde moet de mens weten en ook van de zin en het doel hiervan. En alle scheppingen moet hij beschouwen als zijn gelijken. Als een uiterlijke vorm, die, net als hij, geestelijks in zich bevat. De kennis hiervan bepaalt dan ook zijn denken en zijn geloof.

Wie de scheppingswerken alleen maar bekijkt of uit zuiver wereldse interesse probeert te doorgronden, die nadert de geestelijke wereld niet en dus ook de eeuwigheidsvragen niet, want zijn denken concentreert zich alleen maar op de materiële wereld. Hij zal dan nooit een weg kunnen banen voor een zuiver geestelijke uitwisseling met het hiernamaals en dus ook de zuivere waarheid moeten ontberen, want deze wordt alleen degenen, die ernaar hongeren en dorsten, toegestuurd. Maar dezen hebben de materie voor het grootste deel overwonnen en zodoende kan hun nu de waarheid geboden worden. Er wordt voor hen een beeld ontvouwd, dat alles voldoende opheldert, wat de mens moet weten.

Amen

Vertaald door Peter Schelling