Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2056

2056 Drie-eenheid

3 september 1941: Boek 30

De leer van de drie-eenheid Gods heeft al aanleiding gegeven tot de grootste versplintering onder de gelovigen en zal voortdurend een bron van ergernis zijn, zolang ze niet juist gebracht, dat wil zeggen: de mensen aannemelijk aangeboden wordt. Geestelijke duisternis liet ze ontstaan. Geestelijke duisternis bedacht een uitleg van de woorden "Vader, Zoon en heilige Geest", die voldoende was om het denken van de mensen in verwarring te brengen. Het is ook een geloofsleer die onvoorwaardelijk moest worden aangenomen, omdat de mens die daarover nadacht, niet tot een bevredigende oplossing kon komen, dus haar beslist zou hebben moeten verwerpen. En dit werd tegengegaan doordat het aannemen van de geloofsleer onder dwang geëist werd. De leer van een God in drie personen is onaanvaardbaar voor ieder denkend mens.

Zich God als een Wezen voor te stellen is voor de mens al niet mogelijk, want een Wezen geeft hem het idee van een vaste vorm, zonder deze is het hem onbegrijpelijk. Zodra nu de mens zich de Godheid als persoon voorstelt, geeft hij de vaste vorm een gedaante.

Dit is in overeenstemming met het bevattingsvermogen van de mens, maar wijkt toch helemaal af van de waarheid. Een leer te formuleren van een Godheid in drie personen is alleen maar geschikt om het goddelijk wezenlijke af te zwakken en door een menselijk begrensde voorstelling een vals beeld te scheppen van een eeuwige Godheid. Het begrip van de drie-eenheid Gods is alleen daar te verklaren waar de voorwaarde om te begrijpen gegeven is door het willen doorgronden van goddelijke wijsheden door het geloof en de liefde. Mensen die noch diep gelovig zijn, noch in de liefde leven, zullen dit begrip alleen puur verstandelijk willen ontleden en dit kan niet tot het doel leiden, dat wil zeggen: er kan geen resultaat tot stand komen dat de waarheid benadert. Veel is de gelovige mens echter begrijpelijk, omdat hij door middel van gedachten onderricht wordt uit het geestelijke rijk. Geloof en liefde zijn de voorwaarden voor het weten over Gods liefde en wijsheid, over Gods werkzaam zijn en besturen.

Ze zijn verder ook de voorwaarden voor het ontvangen van de waarheid.

Dus worden deze overeenkomstig de waarheid op de hoogte gebracht van de liefde Gods, die alles heeft laten ontstaan wat is.

Zij worden onderwezen over de samenhang van alle dingen, het allereerste begin, de zin en het doel van datgene wat is, en daardoor zien zij de oneindige wijsheid van God.

Zij worden in kennis gesteld van de kracht die alles doorstroomt, van de almacht Gods, van Zijn wil, die ononderbroken actief is, en van de samenhang van elke schepping met deze kracht.

De gelovige, liefdadige mens vat al deze wijsheden, want als hij gelovig is en de liefde beoefent, stroomt de goddelijke geest door hem heen. Dat wil zeggen: hij neemt de kracht uit God rechtstreeks in ontvangst en hij wordt daardoor ziende en wetend. Dus begrijpt hij nu ook dat het mysterie van de eeuwige Godheid alleen maar kan worden doorgrond als God zelf door Zijn kracht in de mens werkzaam kan zijn. Want iets geestelijks kan alleen maar geestelijk begrepen worden. God is geest en de kracht uit God is eveneens geestelijk.

Stroomt deze nu de mens toe, dan kan hij ook binnendringen in anders ondoorgrondelijk gebied, want dan is het niet de mens die dit vraagstuk oplost, maar de geest uit God in de mens. Maar voor de mens die alleen met zijn verstand denkt, zal het geheim van het wezen van de eeuwige Godheid een geheim blijven.

En zo is nu ook de leer van de drie-eenheid door het menselijk verstand uitgelegd en ontstond dus de leerstelling van een God in drie personen.

God kan nooit worden voorgesteld als persoon. Hij kan alleen in de gedaante van Jezus Christus de mens aanschouwelijk worden gemaakt, zodat dus de mensen op aarde daardoor zichzelf een voorstelling van God maken als zij zich Jezus Christus in alle glorie voor de geest stellen.

De eeuwige Godheid is liefde, wijsheid en kracht. De liefde is de Verwekker van al wat is.

Het is de Vader van het al, het is de Oerkracht zonder welke niets zou kunnen bestaan wat is.

Uit de liefde is alles voortgekomen en tot liefde moet alles weer worden wat zich daarvan heeft afgekeerd.

De liefde is God zelf. Wat uit de liefde is voortgekomen, geeft blijk van Zijn wijsheid.

De liefde is God zelf. Zijn scheppingen, alles wat uit Hem is ontstaan, getuigt van Zijn wijsheid en dus is, wat uit de Vader is, Zijn zoon. En Gods wil, Zijn kracht die alles liet ontstaan, is Zijn geest.

God de Vader, God de Zoon en God de heilige Geest zijn in zich het Wezen van de eeuwige Godheid - liefde en wijsheid en de kracht van Zijn wil.

"De goddelijke wil om lief te hebben nam vorm aan", deze woorden hebben dezelfde betekenis als "Vader, Zoon en heilige Geest". Want de liefde Gods liet de wil actief worden en schiep.

Gods liefde en geest belichaamde zich als wijsheid.

De geest Gods liet de Zoon uit de Vader voortkomen. Wie gelovig is en in de liefde leeft, begrijpt deze wijsheid en voor deze is de drie-eenheid van God opgelost. Maar in welke dwaling verkeren de mensen bij wie het aan geloof en liefde ontbreekt en die desondanks iets hebben aangenomen als geloofsleer dat zelfs voor de knapste wijze onaanvaardbaar blijft. Want wie zich een Godheid, gebonden aan personen voorstellen, die ontbreekt het nog aan elk geestelijk weten. Voor geestelijke wezens gebruiken zij iets puur aards, dat helemaal wegvalt in het geestelijke rijk. De voorstelling van een Godheid in drie personen is misleidend, ofschoon de toevoeging wordt gebruikt: "Ze zijn één". De mens wordt in een verward denken gebracht zodra hij het waagt daarover na te denken.

Het is echter de mens van de kant van God niet verboden daarover na te denken. God wil hem duidelijkheid verschaffen en het is niet Zijn wil, dat hij door menselijke invloeden in blindheid voortgaat, alleen moet de juiste weg gekozen worden die naar het inzicht voert. En zij die zelf onwetend zijn en die hun onvermogen om geestelijk weten in ontvangst te nemen trachten te compenseren met verstandelijk denken en verstandelijk opgestelde leerstellingen, zijn waarlijk niet geroepen andere onwetenden te onderrichten. God is geest en kan alleen geestelijk worden doorgrond.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte