Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2032
2032 Voorbereiding op het ontvangen – Nauwer contact met God
16 augustus 1941: Boek 30
De bewuste vereniging met God door het gebed heeft een scheiding van de geest van de aarde tot gevolg. De werkzaamheid van de gedachten keert zich nu met de volledige wil naar het geestelijke rijk en pas nu kan het mensenkind de goddelijke wijsheid geboden worden. De scheiding van de aarde moet eerst plaatsgevonden hebben, omdat het ontvangen van geestelijke boodschappen de wil van de mens vereist en het gebed getuigt van deze wil.
Hoe vuriger de mens bidt, des te helderder komen de goddelijke gaven, die hem nu in de vorm van gedachten toegestuurd worden, in zijn bewustzijn. De innige verbinding met God door het gebed is absoluut noodzakelijk, omdat dit het werkzaam zijn van slechte krachten onmogelijk maakt, want een wezen, dat zich bewust met God in verbinding stelt, wordt niet meer door deze krachten bezwaard. Ze proberen alleen dan invloed te krijgen, wanneer het denken van de mens zich weer op aardse zaken richt. Wanneer dus het contact met God verbroken is.
In de geestelijke wereld bestaan er eveneens wetten, die een willekeurig schenken van geestelijke goederen uitsluiten en daarom moet de mens zelf eerst actief worden, voordat er geestelijke goederen aan hem uitgedeeld kunnen worden. Het actief worden van de mens bestaat alleen maar uit een voorbereiden op het ontvangen. Dit werk kan niet omzeild worden. Ze moet door degene die ontvangen wil, zelf uitgevoerd worden en het bestaat hierin, dat de mens zich in de diepste deemoed aan God in eigendom geeft en om Zijn genadegeschenk vraagt en dan in zijn innerlijk afdaalt om dit geschenk te verwachten.
Zodra hier niet op gelet wordt, kunnen de gevende wezens niet uitdelen en zodoende treedt er een stagnatie op, die door innig gebed weer opgeheven kan worden. Het vermogen om op te nemen hangt er zodoende meestal vanaf, of het nauwe contact met God tot stand gebracht wordt, maar wat de mens niet altijd lukt, wanneer zijn gedachten zich op het aardse richten.
Het aardse rijk behoort tot deze macht, die de vereniging met God zou willen verhinderen. Ze zal daarom alles proberen om deze verbinding te verhinderen of te verstoren. Maar de wil van de mens kan zulke pogingen tenietdoen en hij zal dan ook dienovereenkomstig zijn loon oogsten, dat in de overdracht van geestelijke gaven bestaat, want deze maken de mens gelukkig, als zijn opwaartse ontwikkeling hem ernst is.
Amen
Vertaald door Peter Schelling