Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2021

2021 Geestelijke wedergeboorte – Bemiddelaar – Opdracht

9 augustus 1941: Boek 30

Het moment van de geestelijke wedergeboorte is buitengewoon verheffend en voor het lichaam toch maar weinig voelbaar, omdat de geestelijke wedergeboorte een vereniging van de ziel met de geest in zich is en een scheiden van het lichaam betekent. Het lichaam heeft weinig aandeel in deze daad van vereniging en daarom is dit ook vaak heel moeilijk, zolang het lichaam nog niet stil geworden is. Zolang hij nog een bepaald verzet tegen de ziel biedt, als ze deze vereniging met de geest aan wil vangen.

En toch geeft een innig gebed de ziel de kracht om haar wil tot uitvoering te brengen. En het gebed moet daarom als tegengif gebruikt worden als het verlangen van het lichaam te sterk is en de ziel zwak dreigt te worden. De geest in de mens worstelt eveneens om de ziel en zou haar graag de gelukzaligheid van de vereniging bezorgen en als de ziel dan zijn aandrang niet tegemoetkomt, krijgt het lichaam de overhand en dan wordt zijn verlangen vervuld.

De geest in de mens kan de ziel niet dwingen, precies zoals het lichaam geen dwang op de ziel uit kan oefenen. De ziel is er vrij in om te kiezen waar ze voor kiezen wil. Maar de keuze voor de geest levert de ziel geestelijk loon op, terwijl de ziel enkel een aards loon in het vooruitzicht heeft als ze voor het lichaam kiest. Het geestelijke loon is een totale hervorming van zijn denken, eeuwige waarheid en kennis, dus licht. Het aards loon bestaat uit de goederen van deze wereld, die onbestendig zijn en vergankelijk met de lichamelijke dood van de mens.

De mens, die wedergeboren is in de geest, hoeft geen aardse dood meer te vrezen, want zijn leven duurt eeuwig en hij legt het aardse lichaam alleen maar af om het eeuwige leven binnen te gaan zonder deze uiterlijke omhulling. Hij is dus wedergeboren tot een nieuw leven, waarin geen dood meer bestaat. De wedergeboorte van de geest sluit echter aardse vreugden en wereldse genietingen uit, want er kan niet tegelijkertijd aan de geest en het lichaam gedacht worden. De ziel kan slechts voor één van de twee kiezen.

Wie dus alleen maar wereldsgezind is, zal nooit van de wedergeboorte van de geest kunnen spreken. Hij moet al het wereldse mijden en zich daar in het hart volledig van scheiden. Pas dan kan de ziel de verbinding met de geest aangaan. En het volledig versmelten van beiden heeft de wedergeboorte tot gevolg, die onvoorstelbaar zaligmakend is, omdat ze de mens waardig maakt om de wijsheden uit God te ontvangen, omdat ze hem tot lichtdrager maakt en bijgevolg tot een schakel tussen God en de mensen.

Een bemiddelaar te kunnen zijn, die de medemensen de goddelijke wil bekend mag maken, is een genade van de grootste betekenis en verbonden met een opdracht, waarvan de vervulling weer de hoogste rijpheid van de ziel garandeert. En weer maken maar weinig mensen zich deze genade waardig en maar weinig mensen bieden zich aan God ten dienste aan en vragen Hem om een taak op aarde tot het welzijn van de medemensen. Maar deze weinigen worden door God in overvloed met Zijn liefde en genade bedacht en ze mogen op elk moment om deze genade en liefde vragen. Steeds zal God hun verzoeken gehoor schenken en hen met kracht bedenken, opdat ze in staat zijn om hun taak te vervullen, opdat de kracht van de geest in hen werkt tot zegen van de mensheid.

Amen

Vertaald door Peter Schelling