1963 De geest van God waait waar hij wil
21 juni 1941: Boek 28
De geest van God waait waar hij wil. Deze woorden vallen weer makkelijk verkeerd te begrijpen, doordat de goddelijke wil het werkzaam zijn van de geest in de mens als voorwaarde gesteld heeft en dit kan gemakkelijk tot de aanname leiden dat niet de mens, maar God bepalend is voor het ontvangen van de wijsheden uit God.
De wil van God ligt wel ten grondslag aan alles wat er is en wat er gebeurt. Zo moet dus ook de goddelijke wil toestemming geven, als de geest uit God zich met de geest van de mens wil verbinden met als doel het onderwijzen en doorgeven van geestelijke waarheden. Daarom zal de wil van God wel de eerste voorwaarde zijn, als de geest in de mens zich uit. Maar het is niet de goddelijke wil om een mens zonder diens wil ertoe te brengen om een opdracht uit te voeren, die alleen maar door een geestelijk werkzaam zijn te vervullen is.
Een geestelijk werkzaam zijn kan nooit en te nimmer in een toestand van dwang bereikt worden. Een geestelijk werkzaam zijn is alleen afhankelijk van de mens en een geestelijk werkzaam zijn vereist een buitengewoon hoge rijpheidsgraad. Er moet in hem een zelfveredeling aan voorafgegaan zijn. Maar deze wordt door de wil van de mens nagestreefd en God geeft hier Zijn kracht en zegen aan.
Het geestelijke werkzaam zijn is afhankelijk van de instelling van de mens ten opzichte van God. Degenen die Hem weerstreven, die Zijn genadevolle leiding tegenwerken door een tegen de goddelijke wil gerichte wil, zullen nooit de geestelijke werkzaamheid in zich gewaarworden. Dus moet het verlangen naar God aanwezig zijn. De mens moet zich positief instellen ten opzichte van de eeuwige Godheid. Dan kan ook de geest van God in hem werkzaam worden.
En dan kiest God weer die mensen uit, die bereid zijn dat te doen, wat Hij door Zijn geest hun bekend maakt. Hij kiest degenen uit, die geschikt zijn als werktuig, want ze moeten een taak vervullen. En weer is de wil van de mens doorslaggevend als het gaat om dat te verspreiden, wat hij ontvangen heeft. Dan uit de geest uit God zich. Zo wil Hij door deze mens tot alle mensen spreken. De ontvanger van het goddelijke woord is het spreekorgaan van Degene, Die Zijn woord aan de mensen geeft. Maar niet iedereen begrijpt zijn opdracht en voert deze uit door het heerlijke geschenk uit de hemel door te geven aan zijn medemensen.
En God kent de wil van de mens. De geest uit God stort zich wel uit over iedereen, die innig naar Hem verlangt en hij zal diens denken goed leiden. Maar waar hij duidelijk tot heil en zegen van de mensheid werkzaam is, waar de mensen duidelijk moeten herkennen dat de geest uit God afdaalt naar een bereidwillig mensenkind, daar kiest God Zelf de drager van de goddelijke geest uit. Hij laat goddelijke inhoud naar degenen toestromen, die Hij als opnamevat hiervoor waardig acht en die uit eigen beweging hun wil aan Zijn wil onderworpen hebben.
Het is wel Gods wil dat alle mensen zich zo ontwikkelen, dat ze Zijn geschenk waardig zijn, maar de wil van de mensen gaat vaak zijn eigen gang en dezen zijn niet geschikt als werktuigen van God. Maar God, Die de harten van allen kent, zal Zich daar bekendmaken, waar Hij de bereidwilligheid om Hem te dienen vindt en zo zal de geest uit God waaien, waar God het wil.
Amen
Deze openbaring
Luisteren
als MP3 downloaden
Afdrukvoorbeeld
Kladschriften