Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1948

1948 Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren – Arbeiders in de wijngaard

12 juni 1941: Boek 28

Er zijn wel vele mensen geroepen om God te dienen, maar slechts weinig mensen volgen de roep van God en deze weinigen zijn dus de uitverkorenen, die God een taak geeft, die enorm belangrijk is en die daarom overstelpt wordt met goddelijke genade. Want ze geven zich bewust aan God in eigendom en zijn daarom makkelijk door Hem te leiden, omdat zij geen verzet bieden tegen Zijn goddelijke leiding. Want ze geloven in God en streven er daarom ijverig naar om Zijn wil te vervullen.

Maar het is Gods wil om de waarheden van het geloof aan de mensen bekend te maken. Het is Gods wil dat een schakel zich bereid verklaart om Zijn goddelijke woord op te nemen om de brug te slaan van de aarde naar het hiernamaals en Hij zou als zodanig elk mens accepteren, die uit liefde voor de medemens zich aan Hem aan zou willen bieden. Want Hij heeft veel arbeiders nodig voor Zijn wijngaard.

Maar de wil van de mens streeft de goddelijke wil meestal tegen en daarom zullen maar weinigen zich bereid verklaren om voor Hem te werken. Er zijn er zodoende maar weinig uitverkoren. Dat wil zeggen dat maar bij weinigen de goddelijke genade zo duidelijk toestroomt, dat ze als genade herkend wordt. En zo is het te verklaren waarom de mens zich geen juiste voorstelling kan maken van welke krachten bij het ontstaan van deze geschriften werkzaam zijn, ze zich zodoende zo uiten, dat het resultaat voor alle mensen zichtbaar kan zijn.

Wat God ook geeft en in welke vorm, het zal voor de mensen altijd onbegrijpelijk blijven, zolang ze niet zo’n taak vervullen, die een bewust dienen in liefde is, maar wat nooit verwacht kan worden van een mens, die midden in het aardse leven staat. Hoe God hem ook roept tot geestelijke werkzaamheid, hij zal de roep niet horen. En als hij hem hoort, zal hij de aardse wereld niet op willen geven en zodoende geen gevolg kunnen geven aan deze roep.

Alleen degene die alles opgeeft, zal uitverkozen worden tot een werkzaam zijn voor de Heer, want hij moet naar zijn innerlijk luisteren en dit kan alleen maar, wanneer niets hem meer aan de aardse wereld vasthoudt, wanneer hij zijn wil geheel en al opgeeft en zich aan de voortdurende leiding van God onderwerpt. Hij wordt nu onophoudelijk verzorgd door wezens, die zich in opdracht van God om hem bekommeren en de onbeperkte overgave aan God levert hem nu een genadegeschenk van onschatbare waarde op. Hij wordt zonder onderbreking onderwezen. Hem wordt een licht gegeven, opdat het in de wijde omtrek zal schijnen. Hij is zodoende nu een middelaar geworden tussen God en de mensen, die in hun blindheid en koppigheid niet meer in staat zijn om de stem van God in zich te horen en die, wier ziel ook naar verlossing zucht, daarom daadkrachtige hulp nodig hebben.

Een individueel mens, die zich aan God ten dienste aanbiedt, kan enorm zegenrijk werkzaam zijn voor de mensheid, want wie de Heer verkiest, die bedenkt Hij in hoge mate met Zijn genade en kracht, opdat hij voor Hem een capabele arbeider in de wijngaard vormt, zodat hij in liefde hulp biedt, waar deze nodig is.

Amen

Vertaald door Peter Schelling