Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1922

1922 Strijd van het licht tegen de duisternis

17 mei 1941: Boek 28

Licht kan alleen maar als licht ervaren worden, waar duisternis het tegenovergestelde is. De duisternis zal weer alleen maar als een kwellende toestand ervaren worden, waar licht aangeboden wordt. Dit moet herkend worden om het wezen tot werkzaamheid of tot tegenstand aan te sporen. Alles wat vol licht is, zal de wil hebben om het duistere wezenlijke zijn lichtkring binnen te trekken. Het zal hem willen geven, wat het zelf bezit. Dit is een dienen in liefde. Maar de wezens van de duisternis willen verwoesten. Ze willen de lichtwezens omlaag trekken. Ze willen hun het licht ontnemen. En dit is een strijd in liefdeloosheid.

Tegenover liefdeloosheid kan echter alleen maar liefde geplaatst worden, want het middel van de lichtwezens, dat alleen succes kan hebben, is de liefde. Deze liefde zal vaak daar tot de hoogste ontplooiing gebracht worden, waar de geestelijke tegenstand bijzonder groot is. Dus zet de tegenstand de liefde tot grotere activiteit aan. En dit betekent hetzelfde als toegenomen kracht. Steeds weer zal het de lichtwezens lukken om door de liefde wezens vanuit de duisternis naar het licht te leiden en deze wezens zullen dan eveneens deelhebben aan werken van liefde. Zodoende neemt de kracht van de liefde toe en steeds meer wezenlijks wordt aan de duistere toestand ontrukt.

Deze strijd van het licht tegen de duisternis is iets zuiver geestelijks. Het is een strijd die alleen maar via de gedachten uitgevochten wordt, want de wezens in de duisternis het licht te brengen, hun toestand te verlichten, betekent hetzelfde als “kennis onder deze wezens te verspreiden”. De duistere toestand is een staat van volledige onwetendheid over God en dus onwetendheid over de waarheid. Dus een toestand, die in de eeuwigheid kwellend is, omdat enkel door kennis van de waarheid het wezenlijke voor zichzelf een onvermoede gelukzaligheid ontsluit, maar de onwetende toestand alle gelukzaligheden uitsluit, maar daarentegen alle boze aandriften doet ontvlammen.

Het in liefde werkzaam zijn van de lichtwezens bestaat nu hierin, dat geprobeerd wordt licht in de vorm van kennis via de gedachten op deze wezens over te doen gaan, wat bij onvermoeibaar geduld en liefde succesvol kan zijn. Het is dus zuiver geestelijk werk, dat het lichtwezen verricht en dat ook in zoverre alleen maar zo’n zuiver geestelijk effect heeft, dat het denken van deze wezens zich nu veredelt. Dat ze steeds meer afstand nemen van boze gedachten, van liefdeloosheid, dat ze de haatgevoelens onderdrukken om uiteindelijk met de lichtwezens in verbinding te treden en nu steeds makkelijker onderwezen kunnen worden, dus het rijk van het licht binnengeleid worden en zodoende de strijd van het licht tegen de duisternis niet zonder succes was.

Steeds zal de liefde de overwinnaar blijven, ofschoon het lange tijd nodig heeft en zulke gevechten aards niet steeds zichtbaar zijn, omdat ze zich juist enkel via de gedachten afspelen. Dat wil zeggen dat het overdragen van licht juist het overdragen van de waarheid op het denken van de mens is. Dit is een zuiver geestelijke gebeurtenis, die geestelijk leven betekent. Het bevrijden van de wezens uit de duisternis naar het licht, dat het in liefde werkzaam zijn van de lichtwezens en tegelijkertijd de oorzaak van de gelukzalige toestand van deze lichtwezens is.

Amen

Vertaald door Peter Schelling