Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1913
1913 Bijzondere eisen – Belastingen, nieuwe tijd
12 mei 1941: Boek 28
Het leven eist volledige inzet en dit op iedere manier. Aards worden er eisen gesteld, die de mens enorm belasten als hij aan alle eisen wil voldoen in een tijd, die cruciaal genoemd kan worden. Maar geestelijk moet de mens eveneens zijn gehele kracht inzetten om te voldoen aan dat, wat het doel van zijn belichaming op aarde is. Het is nu gemakkelijk te begrijpen dat of het een of het ander schade moet lijden. Dat daar, waar alleen op het aardse acht geslagen wordt, de mens volledig deze richting inslaat, vooral omdat twee geheel tegengestelde richtingen ook volledig tegenovergestelde instellingen vereisen.
Het zal alleen voor de geestelijk strevende mens maar mogelijk zijn om een bepaald evenwicht tot stand te brengen, want dit streven zal hem ook tegelijkertijd de kracht toevoeren om de aardse opdracht te vervullen. Terwijl de aardsgezinde mens, die zich alleen maar inspant om te voldoen aan de eisen van de wereld, daar ook nooit mee klaar zal zijn, want uiteindelijk overstijgen deze eisen zijn krachten, omdat het nieuwe tijdperk een enorme verandering zal brengen.
Er zal van de mens iets verlangd worden, dat zijn krachten te boven gaat en hij zal zich daar niet tegen kunnen verweren en er tenslotte aan onderdoor moeten gaan, als hij zich niet bezint en de aardse lasten niet overgeeft aan Degene, Die gebieder is over alles. De mens heeft ook in deze moeilijke tijd de mogelijkheid om een gemakkelijker leven te leiden, als hij niet uitsluitend het aardse leven leeft, maar hij zich eerst van zijn eigenlijke aardse taak bewust wordt, die veel belangrijker is dan aards welzijn en aardse plichtsvervulling.
De wereld komt steeds dreigender op de mensen af. Ze eist haar tol en treft degenen hard, die zich niet gewillig aan haar eisen onderwerpen. En dat betekent voor de mens of een buitengewone belasting of een voortdurende bedreiging. Maar beiden hebben tot gevolg dat er geen acht geslagen wordt op de geestelijke taak en het aardse leven dus geen vooruitgang laat zien, maar het veel eerder een achteruitgang veroorzaakt in de opwaartse ontwikkeling van het wezenlijke.
En toch heeft de mens het zelf in de hand zich het aardse leven gemakkelijker te maken, zodra hij het niet meer als het belangrijkste beschouwt, maar zijn aandacht vestigt op het enige dat belangrijk is: op de rijpheid van zijn ziel. Vanaf dat ogenblik neemt het aardse leven zijn regelmaat, want zelfs dat, wat de mens ervaart als tegen zijn welzijn gericht, is nodig voor zijn opwaartse ontwikkeling, dus juist en goed, ofschoon het anders lijkt.
En zo kunnen de aardse eisen nog zo onvervulbaar lijken, de mens zal deze te boven komen, wanneer hij in de eerste plaats aandacht schenkt aan het uitrijpen van zijn ziel en dus de verbinding met God aangaat en in stand houdt, Die hem nu helpt om ook de grootste moeilijkheden met gemak te overwinnen, Die geen mens, die in elke geestelijke en aardse nood innig tot Hem bidt, zonder hulp zal laten.
Amen
Vertaald door Peter Schelling