Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1896

1896 Angst voor de dood – Liefde voor de wereld

24 april 1941: Boek 28

Zodra de angst voor de dood zich meester maakt van de mens, is de geest in hem nog niet actief geworden en zodoende heeft de ziel nog niet voor de geest gekozen, maar houdt ze nog te veel rekening met de aardse genoegens. De ziel heeft haar aardse taak dus nog niet vervuld en het deprimeert haar als ze aan haar naderende einde denkt. Want onbewust voelt ze, dat er voor haar dan een grens getrokken wordt.

Door de directe verbinding met God kan de ziel kennis gegeven worden, maar altijd eerst door de medemensen, omdat haar eigen geest nog niet tot leven gewekt is. Deze kennis, die hem gegeven werd, kan de mens nu gebruiken, doordat hij zich inspant om overeenkomstig de goddelijke eisen te leven. Dan lukt het hem ook spoedig om de stem in zich, de uiting van de goddelijke geest in de mens, zelf te horen en vanaf dat moment verheft ook de toestand van zijn ziel zich, wat zich kenbaar maakt door volledige onverschilligheid ten opzichte van aardse vreugden en genoegens. Dan geeft de mens graag op, wat bij de wereld hoort. Dan is ook elke angst voor de dood ongegrond. Want wat hij niet meer als begerenswaardig beschouwt, heeft zijn bekoorlijkheid verloren en bindt de mens nu ook niet meer aan deze wereld.

Wie de wereld veracht, hoeft nooit te vrezen voor het moment van de dood. Hij gaat stil en pijnloos door de poort de eeuwigheid binnen. Hij hunkert naar het ware vaderland met zijn kostelijkheid en geeft hier begrijpelijkerwijs alles voor op. Wanneer dus de angst voor de dood de mens nog deprimeert, dan is hij nog niet geheel vrij van aardse verlangens en deze moeten eerst overwonnen worden. De mens moet zich inniger op God richten, zijn leven in actieve naastenliefde doorbrengen. Hij moet vaak en vurig bidden dat God hem helpt naar een vredig stervensuur. Hij moet zich geheel aan God overgeven, Hem zijn nood en zorgen gelovig toevertrouwen en de toekomst aan Hem overlaten. En de geneigdheid naar het aardse zal verdwijnen. Het verlangen naar het geestelijke zal daarentegen toenemen en de angst voor het moment van de dood zal wijken, want de mens vormt zich dan zo, zoals het zijn moet om het eeuwige leven binnen te kunnen gaan.

Amen

Vertaald door Peter Schelling