Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1895

1895 Plicht tot verspreiding van de waarheid

23 april 1941: Boek 28

De zuivere waarheid zal steeds herkend worden door degenen, die naar de waarheid hongeren. Maar de mens moet er ook nog ernstig naar streven om het te belijden, als hij het herkend heeft, want de waarheid moet zich een weg banen. Zodra de mens positief staat ten opzichte van God, dan moet hij ook positief staan ten opzichte van de waarheid, want God is de waarheid.

Als God nu Zichzelf door de waarheid te kennen geeft, dan is het niet voldoende dat de mens de twijfels in zich verstomt. Het is niet voldoende, dat hij er zich nu positief tegenover opstelt, maar hij moet nu tegenover de medemensen voor dat opkomen, wat hem gegeven werd. En dat is vaak niet gemakkelijk, wanneer hij voorheen een opvatting had, die algemeen bekend was en nu toe moet geven dat hij zich vergist heeft en zich nu eerst eens van deze verkeerde opvatting moet ontdoen. Dit vergt een overwinnen van zichzelf en toch eist God van hem, dat hij doorgeeft wat hij ontvangen heeft.

De staat van volledige onwetendheid is het meest geschikt om de mens in de waarheid te kunnen onderwijzen. Zalig zijn de armen van geest. Degene echter, die van tevoren al kennis opgedaan heeft, die niet geheel met de waarheid overeenstemt, moet veel meer opgeven, als hij eeuwige wijsheden ontvangen wil. Hij moet onderkennen dat hij eerst mensenwerk opgenomen heeft, maar dat hem nu Gods geschenk gegeven wordt. Hij moet hetgeen de mensen hem eerst onderwezen hebben zonder verzet opgeven en het aan God overlaten, wat Hij hem daarvan weer terug wil geven.

En de mens zal veel meer ontvangen, dan hij opgeeft. Op de keper beschouwd krijgt hij hetzelfde terug, maar dan gereinigd en zonder de ballast, die de mensen aan de zuivere waarheid toegevoegd hebben. Wat hij aan geloofsleren opgeeft, zal voor hem aan betekenis verliezen, maar wat hij in ontvangst neemt en als de zuiverste waarheid herkent, zal buitengewoon betekenisvol zijn. Want het is werkelijk niet belangrijk om een traditionele leer, die niet geheel en al met de waarheid overeenstemt, onveranderd door te geven. Daarentegen is het van het grootste belang om voor het verspreiden van een als waarheid erkende leer zorg te dragen.

En zolang hier geschilpunten over bestaan, is de mens nog niet geheel en al tot de waarheid doorgedrongen en hij heeft daarom ook de plicht om God Zelf om de waarheid te vragen. Gods liefde onthoudt geen mens de waarheid, maar het is moeilijk om die mens, die meent in de waarheid te staan, een met de waarheid overeenkomende opheldering te geven. En zo zal daar nog steeds onduidelijkheid bestaan, omdat ze zelf de onduidelijke toestand veroorzaken door een bepaalde geestelijke verwaandheid. Ze zien zichzelf als dragers van de waarheid en dit is volledig ongegrond.

Zolang de mens op aarde leeft, kan hij misleid worden. Maar hij moet de moed hebben om een herkende misleiding toe te geven. Want dit offer moet hij brengen als dank voor de genade nu de zuiverste waarheid overgedragen te krijgen. Dit is de eis die God aan de mens stelt en zodoende ook een maatstaf voor de liefde, die de mens zijn Schepper en Vader schenkt.

Amen

Vertaald door Peter Schelling