Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1889
1889 Geestelijke verval – Achteruitgang
16 april 1941: Boek 28
Het geestelijke verval is zo duidelijk zichtbaar, dat er enkel enige oplettendheid voor nodig is om de noodzaak van hulpverlening van de kant van God te herkennen. Het is niet alleen onverschilligheid of een geestelijke vervlakking van de mensheid, die gelijk zou staan met een geestelijke stilstand, maar het is een tegenstemmen tegen elk inwerken van geestelijke krachten, die de mensen tot zielenrijpheid willen brengen. Het is een sterk afwijzen van goddelijke krachten. Een vluchten tot buiten het bereik van goede geestelijke stromingen en dus in geestelijk opzicht een enorm belangrijke achteruitgang. En de mensheid verkeert daarom voor wat de ziel betreft in het grootste gevaar.
Maar God laat hen niet in hun zelfgekozen lot aan zichzelf over, maar Hij gebruikt alle middelen om de mensen van hun gevaarlijke toestand bewust te maken en hen te bewegen om met de goede geestelijke krachten in verbinding te treden, opdat zij van deze kant hulp in ontvangst kunnen nemen. En het is op dat moment de belangrijkste taak van de lichtwezens om zich toegang te verschaffen tot de harten van de mensen. Pas dan kan een hoger geestelijk niveau bij de mensen bereikt worden, vooropgesteld dat de lichtwezens zich kunnen doen gelden en de lerende krachten onophoudelijk in kunnen werken op de aardse mensen die aan hun zorg toevertrouwd zijn.
Het is slechts een kwestie van tijd, hoe de geestelijke wereld de geestelijke opwaartse ontwikkeling zal bewerkstelligen. Dat wil zeggen dat zonder het ingrijpen van de eeuwige Godheid eeuwigheden zouden kunnen verstrijken, voordat het denken van de mens anders wordt. Dat de mens gelooft heel ver gevorderd te zijn in het inzicht in zaken, die buiten het aardse leven liggen. Maar er is voor het herkennen van de eeuwige Godheid echter geen bijzonder goed ontwikkelde werkzaamheid van het verstand nodig, maar enkel een goedmoedig, liefdevol hart.
Maar dat laatste is alleen nog maar sporadisch te vinden en derhalve bevinden de mensen zich op een dood spoor. Ze trachten het verstand steeds verder te ontwikkelen en dit leidt tot het tegendeel van dat, wat bereikt moet worden. De mens is ertoe geneigd om alles overboord te werpen, wat enkel het geestelijke werkzaam zijn ondersteunt. Hij verheugt zich in zijn verstandsmatige denken, maar hij kan daar niet het minste mee bereiken, als hij niet tegelijkertijd zijn hart opent. Dat wil zeggen minder acht slaat op zijn verstandsmatige denken en meer volgens zijn gevoel denkt en handelt. Pas dan zal de kracht in hem toenemen en nu zal hij ook de broosheid herkennen van dat, wat hem voorheen als waarheid voorgelegd werd. Pas dan kan het geestelijk lage peil van de mensheid uit de wereld geholpen worden.
Door het ingrijpen van God zal het denken van de mens veranderd worden, want dat, wat het hart al herkend had, zal nu ook door het verstand beaamd worden en dan is het makkelijk voor de wezens in het hiernamaals om de mensen naar de juiste kennis te leiden, want ze handelen met goddelijke toestemming. Ze zijn onderwijzend actief en het hangt enkel en alleen van de wil van de mens af, of zijn geestelijk lage peil opgeheven wordt.
Amen
Vertaald door Peter Schelling