Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1873
1873 Geloof in een voortleven – Invloed door de liefde van de medemens
3 april 1941: Boek 28
De grootste vergissing van de mens is zich voor vergankelijk te houden, want deze opvatting brengt hem tot een geheel verkeerde leefwijze. Het moet in aanmerking genomen worden dat het aardse leven alleen maar een middel tot het doel is, terwijl de mensen die zo verkeerd denken, het aardse leven als doel zien. Ze proberen het aardse leven alles te ontlokken wat het biedt, maar miskennen het eigenlijke doel hiervan.
Degene die gelooft dat zijn aardse leven met de lichamelijke dood beëindigd is, zal zich begrijpelijkerwijs niet voor een verandering van zijn wezen inzetten, want hij houdt dit voor doelloos en zinloos. En zodoende wordt de eigenlijke opdracht van de mens niet vervuld. Maar zo’n ongelovig mens het geloof in een voortleven na de dood bij te brengen is een moeilijke opgave en kan alleen maar dan succes hebben, als het lukt om hem tot nadenken te bewegen en hij nu door lichtwezens via de gedachten beïnvloed kan worden.
Maar de liefde van een mens levert daar vaak successen op. De liefde is immers het enige middel om het verkeerde denken te veranderen. Als een mens, die vol overgave in liefde voor een ongelovig mens actief was, van deze wereld scheidt, dan volgen diens gedachten hem tot voorbij het graf. Hij probeert de verbinding met hem verder in stand te houden, doordat hij zich de overledene levend probeert voor te stellen. Hij heeft nu de wil om het voortleven te beamen, ofschoon hij het innerlijk nog niet kan, maar dan zijn de overdrachten via de gedachten hem veel makkelijker te geven. Hij speelt hier eerst mee, maar langzaam neemt hij ze op en is uiteindelijk niet meer in staat zich van deze te scheiden, want hij verlangt naar de vereniging met de geliefde overledene.
Niet zelden zullen juist zulke ongelovige mensen op aarde in liefde verzorgd worden, want de lichtwezens brengen vaak zulke mensen samen, die in liefde dicht bij elkaar staan en hierdoor beslissend in kunnen werken op hun geloof. Als een mens tot liefde in staat is, dat wil zeggen als hij een medemens diepe liefde kan schenken, dan is ook zijn zielentoestand niet hopeloos. Door deze liefde kan zijn denken in volledig andere banen geleid worden, want zolang de mens op aarde leeft, heeft hij talloze mogelijkheden om tot inzicht te komen.
Maar het eerste en belangrijkste is het geloof in een voortleven van de ziel na de dood. De gedachten aan een hiernamaals moeten zijn gehele levenswandel bepalen en dit vereist een diep geloof, dat de mens door een liefdevolle hulp van een medemens kan verwerven, als het anders niet mogelijk is. De wezens in het hiernamaals zullen alle inspanningen steunen, want deze worstelen met liefde en geduld om de dwalende wezens tot inzicht te brengen.
Amen
Vertaald door Peter Schelling