1872 Een vrije beslissing voor het goede of voor het kwaad – Verlossing van het boze

2 april 1941: Boek 28

Het mag voor de mensen onbegrijpelijk lijken, dat de rechtvaardigheid van God niet ingrijpt, waar de activiteiten van de mensheid duidelijk het stempel van het kwaad dragen. Maar de verklaring hiervoor is dat aan elke drang de mogelijkheid gegeven moet worden zich uit te leven. Dat het de mens vrij moet staan om zowel voor het goede als voor het slechte te kiezen, omdat er anders geen enkele daad beoordeeld zou kunnen worden.

God zal een wezen nooit belemmeren uit te voeren, wat het wil. Het wezen draagt zelf de verantwoordelijkheid voor zijn handelen. Hij moet dus ook de gevolgen hiervan op zich nemen. Voor hem moeten zowel de poort naar boven, als ook die naar beneden geopend zijn. Pas dan kan de mens van een vrije beslissing spreken.

Maar als God het kwaad zou verhinderen of degenen, die het kwaad uitoefenen meteen zou vernietigen, dan zou het goede zich ook niet kunnen toetsen. De mens zou dan goed moeten zijn, omdat nu niets anders meer in aanmerking zou komen en dit zou waarlijk niet bevredigend zijn, want juist in het overwinnen van het kwaad wordt de kracht beproefd. En eens moet ook het kwaad bevrijd worden en daarom kan het niet vernietigd worden.

De geestelijke strijd is ontzettend en steeds wordt het goede aan de vijandigheden van het kwaad blootgesteld. Maar daardoor kan het weer gesterkt worden. En zo neemt de kracht van het goede toe, terwijl het kwaad steeds meer afneemt en dus uiteindelijk ook verlost moet worden. Iets volledig vernietigen, zou Gods wijsheid te schande maken, want wat God eenmaal geschapen heeft, is zo wijs door Hem bedacht, dat het niet meer aan de vernietiging ten prooi kan vallen.

Het mensenwerk behoeft wel verbetering. Het kan soms ook als niet bruikbaar weer vernietigd worden. Maar wat God geschapen heeft, zal alle tijden doorstaan. Het kan echter wel ver van God verwijderd zijn. En daarom is Zijn gehele liefde en zorg erop gericht om al het wezenlijke meer naar Zich toe te trekken. Het kan dit doel echter alleen in volledig vrije wil bereiken. Maar om in vrije wil werkzaam te kunnen zijn, moet het wezen tussen beide mogelijkheden kunnen kiezen. Als het kwaad niet zou bestaan, dan zou het wezen onvermijdelijk het goede voorstaan, maar dit zou zonder verdienste zijn. Het zou eenvoudigweg een vanzelfsprekendheid zijn, omdat die het goede wegens gebrek aan tegenstand toegedaan zou zijn.

Het is ieder wezen gegeven om goed en kwaad te herkennen. Zodoende moet de mens ook het recht hebben om te beslissen. Om goed te zijn, moet hij het kwaad herkend hebben en het verafschuwen. Pas dan verwerft hij de goddelijke genade en dan zal het kwaad voor hem ook geen gevaar meer zijn.

Amen

Vertaald door: Peter Schelling

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften

Translations