Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1860
1860 Levend geloof – Dood geloof – Conflicten – Kern
23 maart 1941: Boek 28
De geestelijke instelling van de mensen is zo verschillend, dat vaak de geringste aanleiding voldoende is om hen tegenover elkaar te laten staan en dit zal steeds het geval zijn, wanneer ze zich te zeer aan een leer vastklampen, die een afwijking van de door Christus verkondigde leer is. Zodra deze zuivere leer van Christus in een vorm gegoten is, zien de mensen dan eerder de vorm dan de kern en ze beschouwen elke afwijking als een ondermijning van de christelijke leer.
Maar degenen die met hun hart aan de vorm blijven hangen, kunnen niet de minste verandering verdragen en beschouwen deze veranderingen met vijandelijke gevoelens. Ze geloven wel voor het rijk van God te werken, maar zijn er ongeschikt voor, want ze onderwijzen alleen maar wat hun door mensen gegeven werd, zonder er met volle overtuiging voor op te kunnen komen, omdat het hen aan een eigen beleving ontbreekt.
Wie Gods woord aan de mensen door wil geven, moet het zelf van God ontvangen hebben, omdat hij anders loze woorden spreekt, die niet tot in het hart doordringen, omdat ze niet door God met Zijn kracht gezegend zijn. De door de mensen gegeven kennis kan eveneens een levend woord worden, wanneer de verbinding met God tot stand gebracht wordt en God Zelf nu dit woord nader aan de mensen verklaart en dit zodoende niet met het oor, maar met het hart opgenomen wordt.
Maar zo’n mens zal zijn kennis gebruiken om de medemens te onderwijzen, maar zich nooit van deze willen scheiden, wanneer hij anders denkt, dus volgens zijn opvatting in dwaling verkeert. Het levende geloof verbindt de mensen steeds inniger met elkaar. Het dode geloof daarentegen leidt tot scheidingen, want het levende geloof laat het hart spreken, het dode geloof het verstand. Het hart aanvaardt, waar het verstand afwijst, als het om goddelijke zaken gaat. Want het hart staat dichter bij het goddelijke, maar het verstand hecht zich meer aan de aarde.
De schools ontvangen kennis stemt heel vaak niet overeen met de van boven aangeboden goddelijke wijsheden en dit zal steeds conflicten geven tussen de mensen, zolang deze puur verstandsmatig willen onderzoeken. Het innige contact met God geeft de mens ook helderheid in het denken en wat hem een steen des aanstoots leek, is nu in een niets veranderd. En zo laten zulke conflicten zich onmiddellijk uit de wereld helpen, wanneer een ieder zich tot God Zelf wendt en om duidelijkheid vraagt. Wanneer er twee twisten, moet de ene ongelijk hebben, maar hij beseft dit niet. En als het de mensen ernst is wat de waarheid betreft, dan laten ze de opheldering van de kwestie over aan God Zelf, maar ze bestrijden elkaar niet of blijven niet aan uiterlijkheden hangen, die onbelangrijk zijn.
De zuivere waarheid is alleen maar weinig vertegenwoordigd onder de mensen, omdat het voor hen niet volstond en ze omgeven waren door mensenwerk. Als het mensenwerk nu eenmaal aangevallen wordt, dan is er grote verontwaardiging en de mens tracht hardnekkig het uiterlijke te behouden en hij slaat geen acht op de innerlijke kern, die hem in alle zuiverheid en zonder menselijke opsmuk aangeboden wordt. Het geschenk van God leidt veeleer tot ruzie onder de mensen en er vormen zich partijen voor en tegen de leer, die de mensheid in alle zuiverheid gegeven moet worden. Maar alleen die mensen, die innig om opheldering vragen, zullen het herkennen. Want alleen zij denken juist en zullen aannemen of afwijzen, zoals het de goddelijke wil is.
Amen
Vertaald door Peter Schelling