Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1844
1844 De waarheid van de onbegrijpelijk lijkende hoofdstukken
10 maart 1941: Boek 28
De waarheid zoekende mens laat zich wel onderwijzen, maar hij onderwerpt alles eerst aan een nauwkeurig onderzoek, voordat hij hetgeen aan hem overgedragen wordt, accepteert. En dat is zijn goed recht, want hem is het verstand gegeven om te gebruiken, zodat hij pas na het onderzoek besluit wat hij waardig genoeg acht om te accepteren.
Maar dat, wat hij aan een onderzoek onderwerpt, moet uit een bron afkomstig zijn, die hem de waarheid lijkt te garanderen. Dat wil zeggen dat de wil om de waarheid in ontvangst te nemen hem juist uit deze bron moet laten putten. Hij moet dus bij de aanname om overeenkomstig de waarheid onderwezen te worden, leraren kiezen bij wie hij kennis veronderstelt, omdat er anders van een verlangen naar de waarheid geen sprake kan zijn.
Maar nooit zal een mens daar informatie willen halen, waar hij onwetendheid of onwaarheid vermoedt. En evenzo moet de mens, als hij zich geestelijk laat onderwijzen, er in de eerste plaats van overtuigd zijn dat de onderwijzende krachten zowel wetend al waarheidlievend zijn. Ze mogen er nooit aan twijfelen dat deze krachten kennis hebben en enkel de zuiverste waarheid over willen dragen. Dan zal ook steeds hetgeen aangeboden wordt grondig overwogen worden en nu als geestelijk eigendom in ontvangst genomen kunnen worden.
En de mens zal dan ook het nauwkeurigst herkennen, dat hij in de waarheid staat. Bewuste of onbewuste misleiding komt dan niet in aanmerking en elke twijfel moet uit het hart verdwijnen. Ook daar, waar hetgeen geboden wordt, niet aan een onderzoek onderworpen kan worden, omdat de mens noch bewijs geleverd kan worden, noch hij zichzelf kan overtuigen, zolang hij op de aarde leeft. In het laatste geval is het daarom vereist om alles wat de mens van boven, dat wil zeggen door wetende krachten, aangeboden wordt onvoorwaardelijk te aanvaarden. Want God houdt Zelf Zijn beschermende hand boven een mens, die naar de zuivere waarheid verlangt en Hij laat het niet toe, dat hij dwaalt, zolang hij de weg naar de waarheid via God neemt en het kan voor de medemensen nog zo lijken dat er krachten aan het werk zijn, bij wie het aan kennis ontbreekt.
God laat de boodschappen niet willekeurig naar de aarde gaan, indien ze niet met Zijn wil overeenstemmen. Hij staat ook de onwetende krachten geen toegang tot een mens toe, wiens wil het is om in de waarheid te staan en daarom kan de mens met volledige zekerheid ook de hem onbegrijpelijk lijkende hoofdstukken in ontvangst nemen, zonder ervoor te moeten vrezen, dat er ook maar de kleinste vergissing ingeslopen is.
Want hoe zou de volmaaktheid eruitzien, wanneer deze krachten, die in opdracht van God werken, de waarheidsliefde en de kennis ontzegd zouden worden. De onwetende krachten zouden dan de toegang niet ontzegd worden en dan zou er aan de geschriften geen geloof geschonken kunnen worden. En twijfel daarom niet, als de geest uit God zich uit en op een voor jullie onbegrijpelijke manier verklaringen geeft, die jullie alleen maar aannemen, maar nooit kunnen bewijzen. De mens kan zich vergissen, maar God vergist zich nooit en daarom kan het nooit onwaarheid zijn, wat onder het aanroepen van God en Zijn kracht van boven aan de mens gegeven wordt.
Amen
Vertaald door Peter Schelling