Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1841

1841 Het erkennen van het werkzaam zijn van krachten in het hiernamaals

7 maart 1941: Boek 28

De mogelijkheden om geestelijke hulp te krijgen zijn onbeperkt en als de mens zich vol vertrouwen aan de krachten in het hiernamaals overgeeft, zal hij de grootste successen boeken. De ernstige wil om volmaakt te worden en de roep om hulp aan de goede geestelijke krachten garanderen dit succes, want het is immers het werk van de rijpe wezens in het hiernamaals om het onrijpe, onwetende, maar bereidwillige mensenkind te onderwijzen en zodoende zetten deze wezens nu het verlossingswerk voort, doordat ze voor de zoekende en verlangende mens elke mogelijkheid toegankelijk maken om volmaakt te worden.

En de mens zou nu geheel onbezorgd zijn aardse weg kunnen gaan, als hij diep gelovig zou zijn en het werkzaam zijn van de krachten in het hiernamaals zou erkennen. Maar helaas is dit diepe geloof in de meest toegewijde hulp zelden aanwezig en een gebrekkig geloof bemoeilijkt elke poging of verzwakt het resultaat.

En dus moet daar, waar voor de krachten in het hiernamaals door een gebrekkig geloof het werkzaam zijn bemoeilijkt wordt, de mens ongelooflijk worstelen, als hij tot inzicht komen wil. Hij moet alles in zekere zin nu zelf doen, wat de geestelijke krachten hem graag en blij uit handen genomen zouden hebben. Hij moet voortdurend smeken dat hij kracht en genade uit God ontvangt. Dit zal hem niet ontzegd worden, want nu draagt God Zijn dienaren in het hiernamaals op, dat ze de mensenkinderen helpen en hun gedachten goed leiden. Zo geeft God Zelf er de toestemming voor, dat deze wezens in het hiernamaals de mensen nu helpen, maar ook zo, dat het totaal niet herkend wordt.

Maar dit bemoeilijkt het proces van de overdracht via de gedachten buitengewoon, want de mensen voeren de opdracht, die de opwaartse ontwikkeling van de ziel tot gevolg heeft, simpelweg niet uit. Ze horen het goddelijke woord niet rechtstreeks. Ze hebben daar de wil tot God voor nodig en als deze sterk is, doorbreken ze alle hindernissen en dan legt God Zelf hun het evangelie in het hart.

De mens kan zich gelukkig prijzen als hij bewust contact met de geestelijke wezens nastreeft en zich zonder reserve aan hen toevertrouwt. De zachtste roep is voldoende en deze wezens zijn nu in zekere zin verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de mens. Want nu gebruiken ze diens wil op zo’n manier, dat ze zelf via de gedachten binnendringen in de mens en deze kan nu niet anders denken en handelen, dan de wezens in het hiernamaals het willen en zijn leven moet daarom succes opleveren.

Met de roep heeft de mens zijn toestemming al gegeven om de geestelijke kracht werkzaam te laten worden en hij is nu van de verantwoordelijkheid ontheven, zolang zijn hart naar God verlangt. Dat wil zeggen dat de wil ernstig actief geworden is om God-welgevallig te leven. Dan moet hij onvermijdelijk de hoogte bereiken en hij leeft zijn aardse leven waarlijk niet tevergeefs.

Amen

Vertaald door Peter Schelling