Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1837

1837 Het gevolg van boosaardige vernietigingen

3 maart 1941: Boek 28

De zichtbare wereld bestaat uit een verharde substantie. Dit is uit het geestelijke weggenomen. Het moet tot verblijfplaats van het geestelijke dienen en zich weer in geestelijke substantie veranderen, zodra ze haar doel vervuld heeft. Zodoende heeft alles wat zichtbaar is een opdracht gekregen en het vervult deze opdracht ook, zolang de mens daar geen invloed op heeft.

Maar deze mens kan op grond van zijn wil ook een belemmering zijn. Hij kan door het vroegtijdig vernietigen van een zichtbaar scheppingswerk de geestelijke substantie vόόr de hem toegewezen tijd tot ontbinding brengen, dus voordat het zijn doel vervuld heeft. En dan handelt de mens tegen de goddelijke orde, want hij handelt in strijd met wetten, die God Zelf gegeven heeft. Hij grijpt in de goddelijke beschikking in. Hij hindert het geestelijke bij het uitrijpen en dit geestelijke tracht weer compensatie te krijgen voor het hem overkomen onrecht, omdat zo’n onderbreking zijn ontwikkeling verlengt en het nu de toestand van lijden langer moet verdragen. Dit voortijdig vrij gekomen geestelijke kwelt de mensen en, omdat het zelf nog niet rijp is, op een manier, die een schadelijk effect heeft op de ziel.

Alles wat zichtbaar is, kan de mens niet schadelijk beïnvloeden, want het is gebonden in de vorm. Maar zodra het eenmaal voor de mensen onzichtbaar geworden is, heeft het geestelijke macht over de mensen, hoewel ook op de meest verschillende manieren. Daarom hebben vernietigingen, van welke aard dan ook, steeds een nadelig effect voor de mensen. En nu is het begrijpelijk dat de geestelijke gesteldheid van de mensen enerzijds een gevolg is van dit vernietigingswerk, maar dat anderzijds dat laatste weer toe zal nemen, omdat de geestelijke wezens zich goed voelen bij de vrijheid en geloven de gebonden toestand te kunnen ontvluchten.

Dus zal veel onzichtbaar geestelijks en net zo veel onvolmaakt geestelijks hopen de vorm voor altijd te kunnen ontvluchten en daarom zet het de mensen aan om hun vrije wil zo te gebruiken, dat ze zichtbare scheppingen vernietigen, want het gelooft daardoor de vrijheid te kunnen behouden of te verkrijgen. Deze wordt hem echter spoedig weer ontnomen en nu verkeert dat geestelijke in grote nood, want het ervaart de nieuwe dwang met nog veel meer kwelling dan voorheen en zijn opwinding komt op de meest verschillende manieren tot uitdrukking. Maar steeds zo, dat de mensen gekweld worden in hun omgeving. Dat de ziel van de mens zich op een ondraaglijke manier gekweld voelt. Dat ze haar levensmoed verliest. Ze aan lichamelijke ziekten blootgesteld wordt, ze onverdraagzaam is of zich openlijk tegen God keert.

En steeds zijn dit de effecten van zulke boosaardige vernietigingen van goddelijke scheppingen, die ernstige gevolgen hebben en aards en geestelijk het grootste nadeel met zich meebrengen. Want het zijn handelingen tegen de goddelijke orde en zodoende moeten ze een schadelijk effect op het lichaam en de ziel hebben. Want steeds zijn er krachten aan het werk, die vijandig staan ten opzichte van God en ze trachten de mensen ertoe te brengen om hun vrije wil te misbruiken en dat te vernietigen, wat God liet ontstaan voor de opwaartse ontwikkeling van het onvolmaakt geestelijke.

Amen

Vertaald door Peter Schelling