Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1836

1836 Arbeiders in de wijngaard van de Heer

2 maart 1941: Boek 28

Degene die het zich tot opdracht gemaakt heeft om de medemens het evangelie te prediken, die elke gelegenheid benut om aanhangers te winnen voor het rijk van God, die zich steeds maar het grote leed in het hiernamaals voor ogen houdt, die de zielen tegemoet gaan die God in het aardse leven niet vonden en daarom de mensen zou willen helpen, voor zover het binnen zijn vermogen ligt, doet het grootste werk van naastenliefde en zal eens het grootste loon in de eeuwigheid oogsten. Het doel van de hele schepping is het verlossen van het geestelijke en als de mens aan de verlossing bijdraagt, vervult hij de grootste en belangrijkste opdracht in zijn leven op aarde.

Als de goddelijke wil door de mond van een mens aan de mensheid gegeven wordt, is binnen het kader van het natuurlijke een voortdurend onderricht van de mensen mogelijk en aan dit onderricht kunnen talloze zielen deelnemen, zowel gevend als ook ontvangend. De gevende beoefent daardoor de liefde en de ontvangende bereid zich op liefdadigheid voor, want de ontvangende zal, als hij de waarde van het geschenk beseft heeft, hetzelfde doen. Hij zal willen geven waar hij maar kan, want de liefde spoort hem hiertoe aan.

En zo neemt al het geestelijke deel aan het verlossingswerk en het is waarlijk het mooiste om in liefde werkzaam te zijn om voor de zielen van de mensen werkzaam te zijn. Dit is de akker die voortdurend bebouwd moet worden, waarop van tevoren het onkruid verwijderd en het goede zaad gezaaid moet worden, opdat eens rijpe vruchten geoogst kunnen worden. En nooit mag de mens een akker braak laten liggen. Nooit mag hij aan een mens voorbijgaan, die in geestelijke nood verkeert, want zijn ziel smeekt om hulp en ze is hem eindeloos dankbaar als hij deze hulp verleent.

Zolang de mens op aarde verblijft, is noch de nood van een worstelende ziel, noch het geluk van een verloste ziel duidelijk zichtbaar voor hem. Maar als hij het rijk aan de overkant binnengegaan is, ziet hij hoeveel een mens bij kan dragen om de geestelijke nood op aarde te verminderen en de zielen in het hiernamaals te helpen op de weg naar gelukzaligheid. En daarom moet de tijd op aarde gebruikt worden om te werken aan de ziel. Er moeten onophoudelijk aanhangers gewonnen worden voor het geestelijke rijk. Er moet gestreden worden voor de naam van Jezus en Zijn leer en alles moet gedaan worden om de duistere toestand van de mensheid op te heffen.

Het hoeven niet volledig door de wereld bekrachtigde dienaren van God te zijn, die het evangelie verkondigen. Elk mens kan dit doen, als hij maar de wil heeft om God te dienen en Hem zielen toe te voeren. Want deze wil zal hem bekwaam maken om steeds dat te onderwijzen wat nuttig is voor het heil van hun ziel. God zal de mens, die verlossend werkzaam wil zijn, het juist inzicht geven. Hem de juiste woorden in de mond leggen. Hem zielen toevoeren, die zijn hulp nodig hebben en hem kracht geven om voor Hem werkzaam te zijn, want als hij zich ten dienste aan Hem aanbiedt, wordt hij aangenomen als arbeider in de wijngaard van de Heer en steeds zal hem zo toegewezen worden, zoals hij dit aankan. Want de Heer heeft veel maaiers nodig, wanneer de oogst rijp zal zijn en Hij neem iedereen aan, die zich aan Hem ten dienste aanbiedt.

Amen

Vertaald door Peter Schelling