Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1818
1818 Geloof in bovennatuurlijke zaken – Goddelijke belofte
18 februari 1941: Boek 27
Het geloof in de liefde, almacht en wijsheid van God is absoluut noodzakelijk om de verklaring te kunnen vinden voor iets, wat buiten het natuurlijke ligt. Alles wat bovennatuurlijk lijkt, wordt in twijfel getrokken. Dat wil zeggen dat het bovennatuurlijke betwist wordt en er wordt geprobeerd het als iets natuurlijks voor te stellen, dat hoogstens buiten het menselijke weten ligt. Enkel de diepgelovige mens accepteert de mogelijkheid, dat het een goddelijk werkzaam zou kunnen zijn, omdat de liefde, almacht en wijsheid van God daarvoor voor hem voldoende verklaring is.
En ofschoon de mens ook lijkt te geloven, dan is dit geloof niet diep genoeg, zolang hij een duidelijk werkzaam zijn van God aan de mensen niet voor mogelijk houdt. De mensen scheiden het aardse leven nog te veel van het geestelijke leven. Ze zijn nog te veel met de aarde verbonden om voor een geestelijk werkzaam zijn begrip te hebben. Ze roepen wel naar God, maar als Hij Zich aan hen kenbaar wil maken, vluchten ze. God te ervaren is enkel dan mogelijk, als Hij zonder twijfel erkend wordt. Maar Hem zonder twijfel erkennen, betekent ook het onvoorstelbare voor mogelijk te houden, als het Gods wil is.
Maar de mens moet de goddelijke wil niet zelf willen bepalen. Hoe stelt de mens zich de liefde van God voor, als ze zich niet zou willen uiten in de grootste nood? Wanneer ze haar schepselen zonder hulp zou willen laten, als ze zichzelf niet meer zouden kunnen helpen. Wanneer ze de worstelende mensen geen troost en kracht zou willen sturen om hen voor de uitputting te behoeden. En hoe klein zou deze liefde zijn, als Hij niet elk middel aan zou willen wenden om de mensenkinderen weer naar de Vader terug te leiden? En Zijn almacht en wijsheid zou waarlijk het juiste middel kiezen en de mensenkinderen zo willen en kunnen bedenken, dat dit zegen voor hun zielen tot gevolg kan hebben.
Zodoende moet alles wat van God komt, bovennatuurlijk zijn. Als de mens God erkent, dan mag hij bovennatuurlijke krachten niet ontkennen. Hij kan er alleen maar voor vrezen om aan kwade bovennatuurlijke krachten ten prooi te vallen. Maar wat deze de mensen bieden, wijst werkelijk niet op God. En als een mens zich inspant om de goddelijke wil te vervullen, roept hij niet de krachten van de onderwereld tot zich. Deze zullen een godvruchtig mens weliswaar zwaar benauwen, maar de wil tot God geeft hem ook de kracht uit God, want deze wil tot God maakt hij door zijn gebed bekend en hij vraagt daardoor om de kracht uit God.
„Het geloof verzet bergen”, zo spreekt de Heer, maar wie gelooft Zijn beloftes? God is de liefde en wie in de liefde leeft, die blijft in God en God in hem. Als jullie nu aan deze woorden geloof schenken, hoe kunnen jullie het dan nu een wonder noemen, dat God Zelf door een mens spreekt. “Ik wil jullie Mijn geest sturen, die jullie in alle waarheid binnenleidt”. En als God Zijn geest naar jullie stuurt, dan geloven jullie niet. Maar zonder geloof kan jullie het brood uit de hemel niet geboden worden, want jullie herkennen het niet als zodanig, maar jullie willen dit beschouwen als menselijk werk.
En zo kan jullie geen troost en kracht toegestuurd worden en jullie zullen met lege handen vertrekken en zwaar moeten strijden in de nood van de komende tijd. En andermaal is jullie eigen wil een hindernis, want deze werpt barrières op, die God Zelf af zou willen breken om in de geest dichter bij jullie te zijn. En jullie knopen de levende verbinding niet met Hem aan, want anders zouden jullie Zijn stem moeten herkennen, als Hij tot jullie spreekt. Al Zijn woorden moet jullie leven erop vooruit doen gaan, als jullie deze opvolgen, opdat de beloftes zich ook voor jullie vervullen.
Amen
Vertaald door Peter Schelling