Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1808
1808 Geestelijke nood – Verantwoordelijkheidsgevoel – Harde vermaningen
18 februari 1941: Boek 27
Hoe onverantwoordelijk handelen de mensen ten opzichte van hun ziel, als ze zich voor het juiste inzicht afsluiten en elke hulp, die hun toegezonden wordt, afwijzen. Elke vermaning en waarschuwing is tevergeefs. Ze kennen te weinig betekenis aan het leven toe en ze hebben ook geen verantwoordelijkheidsgevoel. En toch spant God Zich in Zijn lankmoedigheid en geduld steeds weer in om hen tot het juiste denken op te voeden. Maar ze beseffen dit niet. En hoe koppiger ze zich voor Zijn woord afsluiten, des te dikker wordt het omhulsel van de ziel en er zijn heel grote schokken voor nodig om deze omhulsels open te laten barsten en de ziel vrij te laten komen. De geestelijke nood is veel groter, dan de individuele mens in staat is te herkennen.
Maar zelden is er, waar er meerdere mensen verzameld zijn, een gelovig mens bij en deze gelovige wordt uitgelachen, waar er naar hem geluisterd zou moeten worden. Maar zelden dringt het goddelijke woord de harten van de mensen binnen, want de wereld wil iets anders horen. Ze wil werelds vermaakt worden. Ze wil zich afleiding verschaffen en zich verheugen in wereldse praatjes. Ze wil niet onderricht worden en niet op de lichamelijke dood gewezen worden. Ze wenst alleen maar te leven, dat wil zeggen het aardse leven ten volle te benutten en te genieten. En de goddelijke woorden zijn daarvoor een hindernis. Ze bemoeilijken de drang naar het aardse leven. Ze belemmeren de roes van vreugde en verlagen het aardse genot.
Hoe bekrompener de mensen zijn, des te moeilijker is voor hen het goddelijke werkzaam zijn te verklaren, want dan hebben ze voor een geestelijke opwekken geen begrip. En ze proberen nu het ontbrekende begrip met een verhoogd werelds verlangen te compenseren, want ze ervaren hetgeen voor hen onbegrijpelijk is alleen maar als een druk en belasting en ze willen hieraan ontsnappen door de wereld nu echt toegedaan te zijn. En zonder de wil om de waarheid te kennen, kan deze hun niet aangeboden worden. En als deze hun aangeboden wordt, dan begrijpen ze het niet, omdat ze daar niet de wil toe hebben en het verlangen naar God slechts zwak in hen ontwikkeld is.
En daarom moet God hun andere vermaners sturen, die al hun verlangen naar wereldse genietingen in hen laat verstommen. Hij moet hen harder aanpakken, omdat ze geen acht slaan op de zachte aanrakingen, omdat ze de nabijheid van God niet voelen, als Hij Zich aan hen bekendmaakt. En zo wordt de mensheid een steeds zwaarder lot opgelegd en ze zal onder de druk moeten smachten en in de wereld en haar vermeende vreugden geen schadeloosstelling vinden. Het leven zal zo moeilijk te verdragen zijn, dat de ware troost alleen maar bij God te vinden zal zijn. In Zijn woord, dat Zijn liefde en barmhartigheid aan eenieder belooft, die zich naar Hem toekeert en de wereld opgeeft.
Amen
Vertaald door Peter Schelling