Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1802b
1802b Gevolgen van het niet erkennen van een werkelijke God
5 februari 1941: Boek 27
Hoe halsstarriger de mens in zijn mening volhardt dat de schepping wel een natuurkracht verraadt, maar niet het werkzaam zijn van een buitengewoon volmaakt wezen, des te harder probeert het geestelijke in hem zich van de alles onderhoudende kracht los te maken en de wil om zich te verwijderen, vermindert ook de krachttoevoer, zodat dit geestelijke zich niet bevrijdt.
Het niet willen erkennen van een werkelijke Godheid is een afwijzen van de kracht, die God de mensen zou willen geven. De mens heeft elk saamhorigheidsgevoel met God verloren. Hij heeft ondanks zijn eerdere lange gang over de aarde nog de sterkste weerstand tegen Hem. Hij ontkent Hem, omdat zijn geest Hem niet wil erkennen, wat nu door een totaal verkeerde mening over het scheppingswerk en diens ontstaan tot uitdrukking komt.
Wie zich totaal onafhankelijk waant van de scheppende macht, dat wil zeggen wie zich niet nauw verbonden voelt met deze macht, die is het ook niet, voor zover hij voor zichzelf deze krachttoevoer, die een geestelijke herkenning tot gevolg heeft, kwijtraakt. God te ontkennen, moet een geestelijke achteruitgang tot gevolg hebben, want de mens is verwaand als hij gelooft volledig onafhankelijk zijn aardse leven vorm te kunnen geven.
De tegenstander van God zal zulke mensen steeds steunen, doordat hij deze verkeerde mening nog probeert te versterken en zodoende de mens ertoe zou willen brengen om zich te verzetten tegen de acceptatie, dat een werkelijke Godheid het heelal bestuurt en het lot van de individuele mens bepaalt. Deze mens ervaart zulke gedachten dan als last en bezwaardheid en daarom wijst hij deze af en gelooft zich van de Godheid vrij te kunnen maken, wanneer hij Haar afwijst. En hij bezondigt zich opnieuw tegen God, omdat hij de genade van de belichaming als mens niet benut, dus ook moeilijk de verbinding met God tot stand kan brengen en hij zo zijn aardse leven vergeefs leeft.
Amen
Vertaald door Peter Schelling