Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1794

1794 Redenaarstalent en het juiste gebruik

29 januari 1941: Boek 27

God heeft de mens de gave om te spreken vaak onthouden om hem klein en bescheiden te laten blijven, want een buitengewoon goed ontwikkeld redenaarstalent zou de mensen meestal ook arrogant laten worden. Het is ook een werkzaam zijn van de tegenstander, dat hij de welbespraakte mens vaak meegaand maakt met zijn wil en hij hem dan gebruikt als voorvechter van alles, wat tegen God gericht is. Want een goede spreker zal aanzienlijk meer aanhangers vinden dan een mens, die het aan woorden ontbreekt om zijn mening bekend te maken.

De mens daarentegen, die arm aan woorden is, zal meestal diepere gedachten hebben en zodoende zal ook de zuivere waarheid gemakkelijker door deze mens herkend worden, terwijl de welbespraakte mens oppervlakkiger spreekt over alles wat hem beweegt en, omdat hij zichzelf graag hoort spreken, zijn welbespraaktheid ervoor gebruikt om uitvoerig over onbelangrijke zaken te spreken, dus aan zijn spreken kan geen bijzondere waarde toegeschreven worden. Bij zulke mensen is vaak een zekere eigenliefde aan te treffen en daarom zullen ze ook nooit de mening van andere mensen goedvinden, maar enkel tevredengesteld zijn, wanneer met hun mening ingestemd wordt.

Als ze hun redenaarstalent zouden willen gebruiken door voor de Heer te spreken om de leer van Christus te verspreiden en dwalende zielen op de juiste weg te helpen, dan zouden ze het geschenk van God goed gebruiken en het zou enkel zegen brengen voor de mensheid en voor de spreker zelf. Maar juist daar willen zulke mensen weinig over horen en ze zijn eerder bereid om te pleiten tegen dat, wat Gods wil is. Want waar de eigenliefde de plaats ingenomen heeft, daar ontbreekt het inzicht in de waarheid. En ze zijn daarom weinig gelovig, omdat ze ook niet met overtuiging kunnen opkomen voor dat, wat ze zelf niet begrijpen, dus ook niet geloven.

En daarom moet God mensen opwekken en hun de gave van het spreken schenken, zodat ze voor Hem en Zijn naam opkomen en in de wereld van Gods werkzaam zijn getuigenis afleggen. En deze mensen zullen volgens Zijn wil spreken. Ze zullen met het zwaard van hun mond strijden en hun redenaarstalent zal de mensen overtuigen, omdat er niet met verwaandheid gesproken wordt door degenen, die de goddelijke wil bekendmaken, maar wier wijsheid in de diepste deemoed van het hart ontvangen wordt.

En zodoende is hier de waarde van het gesproken woord aan te herkennen, of de redenaar vanuit deemoed of verwaandheid spreekt en zo zal ook het effect op de medemensen zijn. De blinden en onwetenden zullen de praatjes van degenen, die verwaand zijn, accepteren, maar degenen die zien, voor wie het licht van de geest al straalt, zullen de goddelijke waarheid herkennen, als deze hun aangeboden wordt door sprekers, die God willen dienen.

Als de mens het woord van God aan de medemensen door wil geven, dan zal hij als met engelentongen kunnen spreken. De woorden worden hem als het ware in de mond gelegd en hij zal in staat zijn om net als de grootste sprekers de woorden te gebruiken en met volle overtuiging dat verdedigen, wat hij tot de mensen spreekt.

En zodoende kan de gave van het spreken ervoor dienen om de influisteringen van de tegenstander weer te geven, maar ze kan ook een goddelijk genadegeschenk zijn om goddelijke wijsheden te verdedigen. En het kenmerk van beide sprekers zal de liefde voor de naaste of de eigenliefde zijn.

Amen

Vertaald door Peter Schelling