Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1771

1771 Het aannemen en begrijpelijk worden van de verlossingsleer

4 januari 1941: Boek 27

Het blijft een uitzichtloze onderneming om de wereld de betekenis van het verlossingswerk duidelijk te willen maken, want degene die naar de wereld verlangt en enkel haar zijn aandacht, zijn denken en streven schenkt, zal nooit begrip hebben voor iets geestelijks. Maar het verlossingswerk is een zuiver geestelijke aangelegenheid, want het raakt alleen het zielenleven van de mens.

De wereldse mens besteedt echter maar weinig aandacht aan zijn zielenleven. Hij heeft alleen maar interesse in zijn lichamelijke welzijn en zijn gehele streven betreft alleen maar het vermeerderen van aardse goederen en aards genot. Hem de waarde en de betekenis van het verlossingswerk begrijpelijk te willen maken blijft zonder resultaat, ook omdat hij er zonder geloof op los leeft.

Het wereldse leven en het geestelijke streven zijn volledig van elkaar gescheiden. Een werelds streven is de op de tegenstander van God gerichte wil. Een geestelijk streven getuigt van het verlangen naar God. De tegenstander van God zal zijn aanhangers nooit naar de goddelijke Verlosser leiden. Hij zal veeleer alles doen om hen ver weg te houden van de kennis van het verlossingswerk, hen dus zo beïnvloeden, dat ze het afwijzen.

Pas wanneer de mens de wereld en haar goederen leert verachten, houdt hij zich in gedachten met de goddelijke Verlosser bezig en neemt hij de vraag over de menswording van God in overweging. En er zal steeds daar geloof in Jezus Christus zijn, waar de wereld aan bekoorlijkheid verloren heeft. Waar ze de mens als louter begoocheling voorkomt en daarom veracht wordt. Want de verlossingsgedachte kan pas dan een plaats krijgen in het menselijke hart wanneer dit hart vrij is van aardse verlangens. Wanneer het zich ernstig met geestelijke zaken bezighoudt. Wanneer de toestand van de ziel de mens zorgen baart en het hart zodoende de ziel hulp zou willen brengen.

Pas dan wordt de betekenis van het verlossingswerk begrijpelijk voor hem. Pas dan zal hij een beroep willen doen op de genade van het verlossingswerk en nu zoekt hij bewust de verbinding met de goddelijke Verlosser, legt Hem al zijn zonden voor, smeekt Hem om kwijtschelding van zijn schuld en geeft zich aan Hem en Zijn genade over. Dan heeft hij zich van de tegenstander van God afgewend en zijn wil streeft nu bewust naar de goddelijke Heiland en Verlosser.

Amen

Vertaald door Peter Schelling