Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1766
1766 De liefde, wijsheid en almacht van God
6 januari 1941: Boek 27
Alles in het heelal getuigt van de liefde, almacht en wijsheid van God. Wat is, ontstond door de liefde, want de liefde is de oorsprong van de hele schepping. Het is de kracht, die voorwaarde was voor het ontstaan van de schepping en die door de goddelijke wil tot vorm werd. Elk scheppingswerk verraadt zodoende de nooit eindigende wil van Gods liefde, maar tegelijkertijd ook een niet te overtreffen wijsheid, die ten grondslag ligt aan de gedachten die Hij als werken in het heelal plaatst.
Talloze scheppingen zijn ontstaan. Elk werk is als het ware een wereld op zichzelf en toch staan alle scheppingen met elkaar in verband, in de wijste ordening aanvullend aan elkaar en voor elkaar geschapen. Talloze variaties laten weer de wijste scheppersgeest in elk scheppingswerk zien. Er is niets wat gebrekkig of niet doelmatig zou zijn. Er is niets wat onvolmaakt is of verbetering behoeft. Alles getuigt van de hoogste wijsheid en is buitengewoon volmaakt. Wat Zijn wijsheid bedacht en Zijn liefde wilde, bracht Zijn almacht tot uitvoering.
Er zijn geen grenzen aan de mogelijkheden wat de uitvoering betreft, waar Gods wil werkzaam is. Alles staat Hem ter beschikking. Zijn kracht overtreft Zijn wil om vorm te geven en zodoende kan Hij alles realiseren wat Hij wil. Hij is dus de onbeperkte Heerser van de hele schepping, want wat voor Hem mogelijk was om te scheppen, moest voortaan ook ondergeschikt zijn aan Zijn wil, omdat Zijn wil het in het leven riep.
Waar dus de liefde, de wijsheid en de almacht van God samenwerken, moeten nieuwe scheppingen ontstaan en deze moeten ook weer van Gods liefde, wijsheid en almacht getuigen. Dat wil zeggen dat wat de liefde als schepper heeft, liefde uit moet stralen, dus als een werk van liefde herkenbaar moet zijn. Wat Gods wijsheid zo liet ontstaan zoals het is, moet eveneens buitengewoon wijs voorkomen en elke menselijke voorstelling overtreffen. Zoals ook de goddelijke almacht uit elk scheppingswerk moet spreken, omdat zonder dit niets zou kunnen ontstaan, wat geschapen is.
Maar waar de liefde, de wijsheid en de almacht van God eenmaal actief was, zal geen vergaan bestaan en zodoende behoort daar onvermijdelijk het begrip “eeuwig” bij. Wat God in Zijn liefde wilde, in Zijn wijsheid bepaalde en door Zijn almacht liet ontstaan, kan nooit vergaan. Gods schepping is onvergankelijk. Dat wil zeggen dat wat de liefde, de wijsheid en de almacht van God tot verwekker heeft, zo volmaakt moet zijn, dat het voor de eeuwigheid bestemd is.
Het kan alleen maar door de goddelijke wil een verandering ondergaan, die echter weer de liefde, wijsheid en almacht van God vereist. Deze verandering betekent dus nooit een ontbinden van dat, wat is, maar alleen maar het bereiken van het doel, waar God vanaf het begin het scheppingswerk voor gesteld heeft. Dat dus, omdat alle scheppingswerken aan een doel moeten beantwoorden, dit doel alleen maar door een omvormen van het scheppingswerk te bereiken is.
De liefde, de wijsheid en de almacht van God zijn onherroepelijk de diepste grond van alles wat bestaat en dit moet onvermijdelijk erkend worden, waardoor de mens nu bewijst in een goddelijk wezen te geloven, dat mateloos volmaakt is.
Amen
Vertaald door Peter Schelling