Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1750

1750 Het aangaan van geestelijke verbindingen op aarde – Hulp van wezens in het hiernamaals

25 december 1940: Boek 27

De bewoners van de geestelijke wereld zijn onvoorstelbaar actief en ze vervullen hun taak met een toewijding en doorzettingsvermogen, die hen ook succes oplevert. Ze wenden zich steeds weer tot die mensen, die aan hun zorg toevertrouwd zijn en ze proberen hen aanleiding te geven om vragen te stellen om hen dan via de gedachten antwoord te kunnen geven. En daarom is het van het grootste belang dat de mensen onderling elke gelegenheid benutten voor de uitwisseling van hun meningen. Want pas nu kunnen de geestelijke wezens in actie komen, doordat ze de vragen en antwoorden de mensen op die manier ingeven, dat wil zeggen hen via de gedachten influisteren, dat steeds diepere vraagstukken opgeworpen kunnen worden en zodoende het onderricht van de vrienden in het hiernamaals kan beginnen.

Zo’n uitwisseling van gedachten kan ongelooflijk succesvol zijn, want het spoort ook naderhand tot nadenken aan en de onderrichtingen via de gedachten kunnen nu overeenkomstig het verlangen naar opheldering voortgezet worden. En daarom wordt het ook buitengewoon vrolijk door de geestelijke wezens begroet, wanneer de wil van een mens steeds nieuwe geestelijke verbindingen aanknoopt, want alle inspanningen van deze wezens worden in het hiernamaals herkend en direct benut en het komt nu alleen op de wil van de mens aan in hoeverre deze toegankelijk is voor het onderricht.

Onophoudelijk worden er draden van het hiernamaals naar de aarde gesponnen en als een mensenkind behulpzaam is om zulke verbindingen tot stand te brengen, wordt de taak van het wezen in het hiernamaals wezenlijk verlicht, want de deur van het hart moet een beetje geopend worden en dit is het geval wanneer een vraag het denken van de mens bezighoudt en hij het antwoord verwacht. Dan luistert het hart aandachtig naar de stem in zijn binnenste en dan kan het wezen in het hiernamaals zich uiten en het kan erop rekenen ook gehoord te worden.

En als daarom de mens elke gelegenheid benut om de medemensen naar geestelijke vraagstukken te leiden, helpt hij in zekere zin de deur van het hart te openen en hij maakt voor dit geestelijke wezen de weg vrij tot het binnenste van het hart. Deze hulpverlening is buitengewoon belangrijk, want ze kan toch de eerste aanleiding zijn voor een volledige verandering van het denken.

De mens kan vanaf dat ogenblik in de innigste verbinding blijven met de gevende wezens in het hiernamaals en hem kan nu door hen een omvangrijke kennis gegeven worden, als het de wil van de mens is om in de waarheid te staan en hij daarom gehoor schenkt aan de influisteringen van deze wezens, die nu met opofferende overgave hun taak vervullen.

Amen

Vertaald door Peter Schelling