Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1621
1621 Rechtvaardigheidszin
19 september 1940: Boek 25
De mensen geloven een goede zaak te dienen als ze zich inzetten voor een volledige ondergang van een volk, dat naar hun mening de andere volkeren schade berokkent. Deze mening ontbeert elke grond en druist tegen alle rechtvaardigheid in. De mensen zien steeds slechts dat, wat ze willen zien en ze verzuimen om ernstig te onderzoeken, voordat ze oordelen over in hoeverre de openbare mening met de waarheid overeenkomt.
Het is een ongelooflijk wreed grondbeginsel om te willen vernietigen, wat de mensen niet meer bevalt en zodoende keren alle tot vernietiging dienende maatregelen zich tegen medemensen, tegen wezens, die eveneens door God geschapen zijn en de belichaming op aarde doormaken vanwege de verdere ontwikkeling van de ziel. En wezens, die elkaar in liefde moeten dienen, trekken wederzijds tegen elkaar op om de ander te vernietigen.
Dit is zo verschrikkelijk en het kenmerkt zo goed de geestelijk lage stand van de mensheid, die het grote onrecht niet beseft en er alleen maar op bedacht is om het grootste verderf over de medemensen te brengen. Het ontbreekt de mensen aan rechtvaardigheidszin. Het denken wijkt ver van rechtvaardigheid af. Men houdt voor goed, wat nuttig voor het aardse welzijn is, wat macht en bezit vergroot en elke sterke gelooft rechten te hebben ten opzichte van de zwakken.
Maar het rechtvaardige denken is voor de mensen volledig verloren gegaan. Ze zijn niet meer in staat zich een eigen oordeel te vormen over waar het eigenlijke onrecht te zoeken is. In hoeverre de mensen zelf aan het onheil, dat hen treft, schuldig zijn. Ze laten nu hun haat en liefdeloosheid spreken. Ze willen wraak oefenen en zich overgeven aan wraakgevoelens en verrichten nu werken, die tegen elk menselijk gevoel indruisen. De mensen gaan woest tegen elkaar tekeer. Ze overtreffen elkaar in wreedheden en streven naar wederzijdse vernietiging. En toch is de agressor nog veel meer te veroordelen dan degene, die aangevallen wordt, die zich teweer moet stellen en daarom naar dezelfde middelen grijpt.
Het is een vernietigingswerk, dat satan zelf leidt, want hij drijft de haat en de liefdeloosheid tot angstaanjagende hoogte. Het is een tekeergaan tegen elkaar, dat elk menselijk gevoel doodt. Er strijden geen mensen meer tegen mensen, maar diepgezonken geestelijke wezens tegen net zulke wezens en duizenden en duizenden mensen moeten lijden en door wreedheden hun leven besluiten.
Maar God wreekt de onrechtvaardigheid van de mensen. Hij veroordeelt het woeden tegen elkaar. Hij veroordeelt de strijdwijze en Zijn oordeel is waarlijk rechtvaardig. Hij zal de schuldigen treffen, als de tijd gekomen is. Hij zal de hele wereld bekendmaken, wie de vreselijke ellende veroorzaakt heeft en Hij zal hen brandmerken, opdat de wereld vol afschuw het optreden van hen herkent, zodat de mensen rechtvaardig denken en leren om alle medemensen te beschouwen als eveneens schepselen van God, zodat ze het onrecht verafschuwen en zich inspannen om goed te maken, wat ze gezondigd hebben.
Amen
Vertaald door Peter Schelling