Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1613
1613 Uitroeiing van valse leringen – Tegenstand – Gebed
15 september 1940: Boek 25
De geringste weerstand hindert een geestelijk werkzaam zijn en als nu de wil van de mens weigert iets aan te nemen wat hem niet bevalt, dan kan de geest uit God zich niet openbaren en zodoende ontstaan er haperingen, waar de wil van de mens het geestelijke tegenstreeft. En dat zal daar het geval zijn, waar de mens zich al een mening gevormd heeft, die dat tegenspreekt, wat de geest uit God bekendmaken wil.
En daarom zal die mens, die zich niet volledig vrij kan maken van geestelijk goed, dat hij zich eerst door schoolse onderrichtingen eigen gemaakt heeft, ongeschikt zijn om geestelijke bekendmakingen in ontvangst te nemen. En de mensen kunnen zich moeilijk losmaken van zulk gedachtengoed en het zal pas dan mogelijk zijn om via de gedachten corrigerend op hen in te werken, wanneer ze beginnen te twijfelen aan hun kennis, wanneer ze op tegenstrijdigheden stuiten en daar nu ernstig over nadenken.
En zulk een corrigeren en het juist leiden van hun gedachtegang is de taak van de lichtwezens in het hiernamaals, die slechts op die momenten wachten, waar de mens peinst en vraagt en de waarheid zoekt. Maar een goed opgenomen lering uit te roeien, zolang de mens er zelf niet aan twijfelt, is onmogelijk, want de wil naar de waarheid moet zelf actief worden en dit begint pas als hij aarzelend wordt ten aanzien van zijn huidige opvattingen.
En daarom is het het streven van de vrienden in het hiernamaals om eerst het verkeerde geloof aan het wankelen te brengen. Er moet een situatie ontstaan, dat de mens een bepaalde onzekerheid ervaart bij dat, waar hij tot nog toe voor opgekomen is. Dan grijpen de lichtwezens direct in en brengen hem voortdurend nieuwe twijfels en tegenstellingen in herinnering en deze laten de mensen vragen en nadenken. En pas dan kan de werkzaamheid van de lichtwezens beginnen om hem via de gedachten opheldering te geven.
En toch zal er ook dan nog weerstand te vinden zijn. Des te meer, naarmate de oude leringen vaster in de mens wortelen, want het is moeilijk om geestelijk goed, dat al van het denken van de mensen bezitgenomen heeft, uit het geheugen te verwijderen. Het is moeilijk om er andere wijsheden voor in de plaats te stellen. Steeds weer zal het oude denken naar voren dringen.
Elk geestelijk werkzaam zijn zal des te meer succes hebben, naarmate de mens er met minder weerstand op reageert en daarom is er een innige overgave aan God en de wil om zich in de zuivere waarheid te laten onderwijzen nodig. Pas dan kan de kracht van God de mens doorstromen, hem het verkeerde laten herkennen en hij zal zich nu gemakkelijker van zijn huidige leringen of kennis vrijmaken.
Hij moet eerst alles verwerpelijk vinden, voordat hij zich daar helemaal van kan scheiden. En daarom is een innig gebed een vereiste. Als een mens werkelijk kinderlijk tot God kan bidden om innerlijk inzicht, dan zal God dit gebed verhoren en hem de kracht van het inzicht geven, zodat hij plotseling helder en duidelijk de waarheid als zodanig herkent en hij zich deze nu eigen maakt om deze nooit meer weg te geven.
Amen
Vertaald door Peter Schelling