Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1557
1557 Het juiste doel – Zelfbeschikkingsrecht van het wezen
7 augustus 1940: Boek 25
Het begin van al het bestaande is God en God moet ook het doel zijn van alles wat bestaat. Als het wezenlijke uit God een ander doel kiest, namelijk de tegenpool van God, dan is dit zijn ondergang. Het is zijn geestelijke ondergang, ofschoon het wezen steeds weer de gelegenheid geboden wordt de juiste weg in te slaan, de weg die naar het juiste doel leidt. Maar er zitten dan eindeloze tijden tussen de kwellingen en het geboeid zijn en deze mogelijkheden, die de toestand van definitieve verlossing op kunnen leveren.
Het is op generlei wijze een geweldsdaad, waardoor het wezen weer met God als zijn Schepper verenigd wordt, maar het wezen heeft het zelfbeschikkingsrecht en kan streven naar het doel, dat hij wenst. Het wordt niet gedwongen, maar steeds enkel geestelijk beïnvloed en dit weliswaar tegelijkertijd door goede en slechte wezens, zodat het nu voor de beslissing geplaatst is aan welke invloed het zich wil overgeven. En dus is zijn eigen wil doorslaggevend.
Als nu de eigen wil verzwakt is, bestaat het grootste gevaar, dat niet het juiste doel nagestreefd wordt, maar dat het wezen zich steeds weer van God verwijdert. Dus de slechte krachten hebben de overhand gekregen, het wezen van God vervreemd en naar henzelf toe laten keren. Het wezen zelf kan niet van schuld vrijgesproken worden, omdat het geen gebruik maakt van de kracht, die de tegenstand licht voor hem had gemaakt. Het vroeg niet om de kracht, die hem ter beschikking stond en dus verloor het. En het was voldoende onderwezen door het woord van God, dat het de kracht uit God moest gebruiken voor de definitieve bevrijding. Maar hij veronachtzaamde dit woord en het is dus niet vrij van schuld.
Het wezen moet dus ook zelf bijdragen aan de verlossing, doordat het zijn eigen wil opgeeft en zich onderwerpt aan God als zijn Schepper. Want als het dat doet, geeft hij er zijn toestemming voor, dat God Zich om hem bekommert en hem nu hulpvaardig bijstaat, zodat het zijn uiteindelijke aardse opdracht vervult. Zonder opgave van de eigen wil zou het een zekere dwang van God zijn, als Hij het wezen naar zijn uiteindelijke doel leidt. Om volmaakt te worden hoort de eigen wil onder de goddelijke wil geplaatst te worden, want pas dan kan God zich uiten en het wezen nu duidelijk leiden, want het wil immers dan dat, wat goed is en naar God leidt.
Amen
Vertaald door Peter Schelling