Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1552
1552 Het streven van de tegenstander is vernietigend
4 augustus 1940: Boek 25
Van een in liefde voor God ontbrandend mens zal een stroming uitgaan, die onmiddellijk tot in de ziel van degene, die eveneens in God leeft, doordringt. Maar deze ziel zal ook aan een tegenstroming blootgesteld zijn. En het grote gevaar is dat alles wat slecht is, zich eveneens in zichzelf vermeerdert en werkt, maar steeds tot schade voor de ziel. De mens moet God om meer bescherming vragen, opdat de omgang met mensen zijn ziel geen schade oplevert. Degene, die God in alle liefde, ontzag en deemoed dient, zal elke boze invloed gewaarworden en zich door het gebed daartegen weten te beschermen.
Maar nooit moet de mens zich zo sterk wanen, dat hij deze bescherming niet nodig denkt te hebben, want de tegenstander is sterk en er altijd op bedacht om elke stroming te vernietigen en deze verbinding van de aarde naar het hiernamaals, alle draden van de mens naar God, kapot te scheuren. Alleen waar de wil zo sterk is, dat hij onophoudelijk naar God verlangt, geeft ze het intrigeren op.
En daarom moet de mens zich voortdurend aan geestelijke bescherming toevertrouwen, zodat hij ook op momenten waar zijn eigen wil zwakker is, beschermd wordt, opdat hij op het juiste moment gewaarschuwd wordt door zijn geestelijke vrienden, die nu als het ware met hem meestrijden. Er wordt veel te weinig een beroep gedaan op deze hulp en daarom is de strijd op aarde soms behoorlijk zwaar, ook voor een naar God toegekeerd mensenkind. Want het verlangt te weinig naar de kracht uit God, waarvan de overdragers deze geestelijke vrienden zijn.
Maar als de mens zich in vol geloof aan de bescherming van deze binnen Gods wil werkende lichtwezens overgeeft, dan mag de mens ook voortdurend kracht in ontvangst nemen, want al het volmaakte dat in de liefde staat, deelt de kracht, die hem zelf door de goddelijke liefde toegestuurd wordt, onbeperkt uit. En zo wordt de tegenstander zijn werkzaam zijn bemoeilijkt. Zijn macht wordt als het ware beknot, doordat deze zonder effect is tegenover de mens, die zulke kracht in ontvangst wil nemen.
En dit is waarlijk nodig in een tijd, waarin al het geestelijk werkzaam zijn ontkend wordt. Als de mens zich willoos aan deze stromingen die van de tegenstander uitgaan, dus slechts een vernietigend resultaat nastreven, overgeeft dan begeeft hij zich willoos binnen deze macht en zijn denken zal binnen de kortste tijd verkeerd worden geleid. Zijn vermogen om te beseffen wordt verzwakt, zijn tegenstand zal afnemen en hij neemt onvoorwaardelijk aan, wat hem door deze macht ingefluisterd wordt en wat geheel indruist tegen de wil van God.
Jullie zijn dan gebonden schepselen en het zal jullie aan kracht ontbreken om jullie uit de gebondenheid te bevrijden, terwijl het verlangen naar God, het zich overgeven aan goede geestelijke wezens, het willen ontvangen van goede geestelijke kracht vrijmaakt van elke dwang en dan het licht van het inzicht jullie op al jullie levenswegen verlicht. Want God is eenieder, die maar naar Hem verlangt, nabij.
Amen
Vertaald door Peter Schelling