Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1550
1550 Hypergevoelige fijngevoeligheid – Gelijkmoedigheid
3 augustus 1940: Boek 25
Er moeten eindeloze moeilijkheden overwonnen worden en er is een buitengewoon sterke wil voor nodig om zich te wijden aan een taak, die van het grootste belang is. En zo’n taak moet uitgevoerd worden door een mens, die zich daar met de volste overgave toe bereid verklaart. Die bereid is om de hindernissen te bevechten en voor wie de goddelijke wil boven alles gaat. En God rust zulke bereidwillige mensen nu uit met Zijn kracht, opdat ze niet ontmoedigd worden en dus vrolijk en vrij op kunnen komen voor het buitengewone van wat ze ondervinden.
Waar de mens dus een opdracht krijgt en zijn eigen wil opgeeft, dat wil zeggen zich aan God overgeeft, leidt God nu elke stap naar het juiste inzicht. En daar hoort ook een hart bij, dat tegen elke bestorming standhoudt. Daarom zal zo’n hart ook niet hypergevoelig mogen zijn, zodat het niet onder de bestorming van de op hem inwerkende gebeurtenissen zal bezwijken of zich angstig trillend in beschouwingen verliest, die voor het vervullen van de opdracht hinderlijk zouden kunnen zijn. De mens leeft in een bepaalde gelijkmoedigheid verder of hij wordt aan het wankelen gebracht door dat, wat het aardse leven hem laat zien.
Beiden kunnen voor enige tijd door God gewild zijn, want ook de gelijkmoedigheid kan bevorderlijk zijn als er tegelijkertijd kracht van de mens verlangd wordt, want gelijkmoedigheid is geen onverschilligheid. Gelijkmoedigheid is slechts een minder sterke fijngevoeligheid, maar het hoeft geen liefdeloosheid te zijn.
Om nu een taak te kunnen vervullen, die altijd een heldere blik en een zuiver denken vereist, moet ook het gevoelsleven goed in evenwicht zijn om de verschillende stromingen in zich gewaar te kunnen worden en ze dientengevolge overeenkomstig de goddelijke wil te kunnen gebruiken. Want elke taak wordt zo uitgevoerd, zoals het Gods wil is, voor zover de mens zijn wil aan de goddelijke wil onderwerpt. Daarom moet ook het gevoelsleven van een mensenkind, dat zich aan God onderwerpt, zo gevormd zijn, zoals het voor de uitvoering van de taak, die hij gekregen heeft, goed is.
Amen
Vertaald door Peter Schelling