Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1549

1549 Gebruikte goddelijke kracht – Misbruikte kracht

2 augustus 1940: Boek 25

Degene, Die in Zichzelf leven en kracht is, legt dit leven en deze kracht ook de mensen in de borst en Hij rust hen uit met vaardigheden, die van Zijn liefde en wijsheid getuigen. Hij blijft in voortdurende verbinding met hen door de schenking van deze kracht, waar het leven van de mens uit voortkomt. Derhalve is dat, wat de mens die God in zich draagt geeft, eveneens kracht. Want door zijn vaardigheden is hij in staat om op één of andere manier deze kracht zo te gebruiken, dat het de medemensen tot nut strekt, voor zover hij de liefde beoefent. Maar hij kan dan die kracht, die hem toegestuurd wordt, ongeacht of hij deze waard is ook op een God tegenstrevende manier gebruiken, wanneer hij haar gebruikt voor het ontstaan van zaken, die de naaste zowel aan lichaam als aan ziel schade toebrengt. Want dan staat deze kracht niet meer voor leven, maar voor de dood.

Goddelijke kracht in ontvangst te mogen nemen, is een gebeurtenis, die zich voortdurend herhaalt. Want er gaat geen seconde voorbij, waar de krachtstroom uit God ophoudt en hij kan voortdurend leven opwekkend gebruikt worden, wanneer het streven van de mens steeds het goede betreft. Dan heeft deze kracht een opbouwende werking, en geen verwoestende. En als nu deze kracht uit God gebruikt wordt voor de opbouw van dat, wat dreigt in te storten, wanneer door deze kracht tot stand gebracht wordt, dat het begrip weer van de achteruitgang naar de hoogte geleid wordt, dan werkt deze kracht waarlijk leven opwekkend.

Steeds weer moet er aan de nood van degene, die eveneens uit God is, maar zich niet bewust is van zijn leven opwekkende kracht, gedacht worden. Hij gebruikt niet, wat hem aangeboden wordt en dat betekent stilstand van het geestelijke in zich. Of hij gebruikt het op een verkeerde manier en dat betekent achteruitgang.

Het leven, dat de mens op aarde gegeven werd, blijft juist door deze schenking van kracht in stand. Deze kracht mag niet onbenut blijven, maar ze mag ook niet misbruikt worden. Ze wordt bij elke activiteit door de mens gebruikt en als de activiteit door God gewild is, dan wordt de kracht dus volgens de bedoeling van God gebruikt. Maar misbruikte kracht is een zonde voor God, want misbruikte kracht is elke onderneming, die zich tegen de wil van Gods wet richt, dus elke daad, die de liefde voor God en de liefde voor de naaste ontbeert.

En daarom is het in het aardse leven van elk individueel mens de taak om opbouwend deel te nemen aan het goddelijke scheppingswerk, als ook aan het geestelijke, dat de goddelijke schepping leven geeft. Dat wil zeggen zich met zijn kracht in te zetten voor alles, wat voor de ziel bevorderlijk is. Want dit moet de grootste zorg van de mens zijn. Als de mens de hem door God gegeven kracht gebruikt om geestelijke opbouwend werkzaam te zijn, benut hij deze kracht op een God welgevallige manier en hij zal nu verregaande ondersteuning vinden, want er komen nu krachtstromen bij elkaar, die voor buitengewone werken zorgen.

Er wordt nu een bouw voortgezet, waarin God Zelf de grondsteen gelegd had, doordat Hij elk mens de bekwaamheid gaf om te herkennen, wat met de goddelijke wil overeenkomt. Alles, wat opbouwend werkzaam is, zal leven, want hij gebruikt de kracht uit God op een Hem welgevallige manier en dus zal ze hem nooit ontnomen worden en hem zal een onophoudelijk leven ten deel vallen met een voortdurend in ontvangst nemen van goddelijke kracht en een voortdurend gebruik volgens Zijn wil.

Amen

Vertaald door Peter Schelling