Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1524
1524 Lage zielentoestand – Onbegrip
16 juli 1940: Boek 25
Wanneer de staat van de ziel zo gering is, dat ze de liefde van God niet meer herkent, dan is het bewijs gegeven, dat ze ontzettend karig bedacht werd en haar niets ter versterking, wat ze nodig had, aangeboden werd. De mens heeft ongelooflijk weinig begrip voor al het geestelijke. Hij raakt niet onder de indruk, want al zijn denken betreft louter het aardse leven. Maar de ziel wordt niet erkend en dus ook niet bedacht.
Het gehele voelen van de mens draait om puur aardse doelen. Daarom is de ziel gedwongen om het lichaam te dienen, doordat al het denken, voelen en willen slechts de instandhouding van het lichaam dienen mag en de ziel onuitsprekelijk lijdt, omdat dit maar weinig nuttig voor haar is.
De innerlijke vrede, het bewustzijn van goddelijke afkomst te zijn, het verlangen naar de vereniging met God, dat de ziel zo onnoemelijk gelukkig zou maken, ontbreekt haar volkomen. Ze is als een onderdrukte dienares en moet nu steeds alleen doen, wat het lichaam verlangt en steeds verder verschuift het eigenlijke doel, de vereniging met God. Want omdat het lichaam haar geheel voor zichzelf opeist, wordt ze steeds wereldser en verliest ze elke verbinding met God en dat is haar ondergang en haar verderf.
Amen
Vertaald door Peter Schelling