Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1509
1509 Onderzoeken van en positief staan tegenover de geestelijke krachten
7 juli 1940: Boek 24
Wijs niet af, wat jullie niet begrijpelijk lijkt. En als voor jullie het werkzaam zijn van de geestelijke kracht twijfelachtig voorkomt, laat dan nochtans jullie oordeel achterwege totdat jullie je uitvoerig hebben laten informeren en dat weer met behulp van goddelijke kracht, die jullie in het gebed af moeten smeken.
Want het menselijke verstand is werkelijk niet toereikend en zonder gebed is juist enkel het menselijke verstand werkzaam. Er zijn zoveel zaken, die voor jullie niet verstandsmatig te doorgronden zijn en toch kunnen jullie daarom niet beweren, dat er geen verklaring voor is. Maar ze moet buiten het menselijke verstand gezocht worden. In het geestelijk werkzaam zijn van deze krachten, die net als jullie bestaan, zij het voor jullie niet zichtbaar of tastbaar. Maar het laatste sluit het aanwezig zijn van deze wezens niet uit, want het kijken met de lichamelijke ogen en het horen met de lichamelijke oren is iets, wat met de aarde verbonden is en dat met het verlaten van deze aarde tot een einde komt.
Maar het geestelijk schouwen is een gevolg van geestelijk streven. Het vereist een zekere geestelijke graad van rijpheid. Bijgevolg kunnen deze wezens en hun werkzaam zijn niet zichtbaar waargenomen worden. Maar ze daarom geheel af willen wijzen is een menselijke dwaling. Deze geestelijke krachten zijn pas dan te aanvaarden, wanneer de mens tenminste de wil heeft om daarover opheldering te krijgen. Deze wil laat voor hem iets al meer geloofwaardig lijken, dan wat hij anders niet als waarheid aannemen kan, terwijl een onmiddellijk afwijzen kenbaar maakt, dat hij geheel niet van zins is om iets bovennatuurlijks te doorgronden.
De wil om te weten, beïnvloedt ook het vermogen om te geloven. Maar de wil om deze geestelijke krachten te onderzoeken, is onder de mensen nu heel minimaal en het gevolg daarvan is, dat deze krachten zich maar zelden zo kunnen uiten, dat deze uitingen hun als bewijs geleverd zouden kunnen worden. Dus wordt de kennis over deze krachten steeds minder en de bereidwilligheid om ze te aanvaarden steeds zeldzamer.
Want steeds proberen de mensen om verstandsmatig alle buitengewone verschijnselen te verklaren en maken daardoor het werkzaam zijn van de wezens onmogelijk. Het geestelijke wil geestelijk onderzocht worden, maar verstandsmatig onderzoek vereist tastbare bewijzen. Maar het geestelijke kan niet tastbaar bewezen worden. Maar als de mens minder zijn verstand gebruikt en God innig om opheldering vraagt en nu het antwoord gevoelsmatig verwacht, zal dit hem toegestuurd worden en het zal hem niet meer onaannemelijk lijken. En dit is al het werkzaam zijn van deze geestelijke wezens, die anders niet herkend kunnen worden dan door de bereidwilligheid van de wil. Door het geloof.
Amen
Vertaald door Peter Schelling