Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1505

1505 Huwelijk met God

5 juli 1940: Boek 24

De vereniging van de geest met de Vadergeest is de plechtigste daad, die het aardse leven de mens op kan leveren, want dat is het gelukzaligste, wat een mens ten deel kan vallen. Maar slechts weinig mensen bereiken de volmaaktheid op aarde, die de voorwaarde is voor het huwelijk met de Heer. Daarom moet de mens puur liefde geworden zijn en zich elk aards genot ontzeggen en hij zal dan door de goddelijke liefde zelf vervulling van zijn verlangen vinden, die niet te vergelijken is met aards geluk, ook aards niet in dezelfde mate ervaren kan worden, dan dit geestelijk het geval is.

De aardse omgeving veronderstelt ook aardse gewaarwording. Maar het huwelijk met God is een geestelijke gebeurtenis, die alleen geestelijk ervaren kan worden en aards slechts zo zichtbaar wordt, dat de mens voor het aardse leven niet goed bruikbaar meer is en voortdurend in hogere regionen verblijft. Daarom zal, zolang de mens zijn aardse opdracht nog te vervullen heeft, dit geestelijke huwelijk zelden plaatsvinden. Ze verhindert, vanwege makkelijk te verklaren redenen, toch de vereniging. Ze houdt de mens op aarde tegen en is de reden voor de voortdurende terugkeer van de geest naar de aarde en haar plichten.

Maar anderzijds is de wil van de mens doorslaggevend en een mens, die de vaste wil heeft om tot God te geraken, kan dus het doel bereiken en desondanks zijn aardse opdracht vervullen, voor zover hij daartoe om de hem toekomende geestelijke kracht vraagt en laatstgenoemde dus inzet voor de verrichting van de aardse arbeid. Het mensenkind wordt daarbij tijd en gelegenheid gegeven om de geest naar boven te kunnen sturen en nu de geest, volledig vrij van belemmeringen, zich met de goddelijke Vadergeest verbinden kan.

De gebeurtenis van de vereniging is op verschillende manieren herkenbaar, want de gewaarwording van elk mens is anders, dus moet ook dat, wat de mens als het hoogste geluk gegeven werd, op verschillende manieren waarneembaar zijn. Het geestelijke huwelijk van de mens kan het hoorbare woord opleveren. Dat wil zeggen: het moment, dat de stem in het hart helder en hoorbaar als een klokje klinkt, is het moment van de geestelijke vereniging met God. En deze stem brengt een onnoemelijk gelukzalig gevoel teweeg, want de liefde van God heeft het mensenkind volledig gegrepen en naar Zich toe getrokken.

Maar de vereniging met God kan ook zonder enig zichtbaar bewijs plaatsvinden. Dat een in liefde voor de Heer ontbrandend schepsel zich door de goddelijke Vaderliefde gegrepen voelt en zalig is, maar dat dit lichamelijk niet waarneembaar is, maar alleen in de bekwaamheid om geestelijk te zien tot uitdrukking komt. Deze toestand is voor het mensenkind gelukkig makend. Het maakt hem echter vaak onbekwaam om aardse verplichtingen te vervullen, wat echter geen indruk op hem maakt, omdat het voelt, dat zijn lichamelijke einde kort voor de deur staat.

Het geestelijke huwelijk met God is bijna altijd het teken van het op handen zijnde afscheid van de wereld, maar dit zal steeds alleen maar begrijpelijk zijn voor degenen, die eveneens naar de hoogte streven, terwijl een alleen aards ingesteld mens daar slechts een ongelovig en afwijzend oordeel over velt, omdat zijn verstand niet begrijpt, wat enkel een zuiver geestelijke gebeurtenis is.

Amen

Vertaald door Peter Schelling