Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1488

1488 Kracht uit God

23 juni 1940: Boek 24

Wat het mensenkind ontvangt, is kracht uit God, want de lichtwezens geven deze kracht, die ze van tevoren in ontvangst genomen hebben, nu door aan de wezens, die naar deze kracht verlangen en het dankbaar in ontvangst nemen. En kracht uit God is een deeltje van Hemzelf. Kracht uit God is geestelijke substantie, die weer het geestelijke in de mens doet toenemen. Kracht uit God is de schakel tussen God en Zijn schepselen en het is een onvoorstelbare genade om deze kracht in ontvangst te mogen nemen, want God uit Zichzelf en Zijn liefde in elke krachtschenking, die het mensenkind gelukkig maakt.

Naar de kracht uit God moet worden verlangd om ontvangen te kunnen worden. Ze wordt de mens niet ongevraagd toegestuurd en daarom proberen de lichtwezens vooreerst in de mens het gevoel van zwakte op te wekken, opdat hij nu om kracht vraagt en deze hem toegestuurd kan worden. Na het gebed om kracht moet de mens zijn hart openen en dus gereed zijn om te ontvangen. Hij moet bewust de goddelijke toevoer in zich opnemen. Hij moet vol liefde en vol verlangen naar God en Zijn kracht zijn. Hij moet zichzelf gereed maken, zodat God aan hem werken kan. Dan kan elke krachttoevoer onbelemmerd in het hart binnendringen en dit zal ervaren worden als geloofs- en wilssterkte, als toegenomen liefde, toegenomen kennis en een onbeperkte overgave aan God.

En als de mens nu beseft, dat hij van God uitgegaan is, dat hij door Gods liefde geleid wordt, dat hij door het geloof in God het ongelooflijkste tot stand kan brengen en zichzelf kan vormen overeenkomstig de goddelijke wil, dan kent hij het doel van zijn aardse leven, leeft hij in de liefde en elke gedachte betreft zijn Schepper. En dit alles is kracht uit God, die onvoorstelbaar werkzaam is, omdat ze direct van God uitgaat en door lichtwezens aan de verlangende mensen gegeven wordt.

Deze kracht is niet aards tastbaar, valt niet aards te bewijzen en is niet door tijd begrensd, maar het is louter een zuiver geestelijk product, dat alleen door de geest ervaren wordt en daarom door de wereldse mensen als iets volledig vreemds afgewezen wordt, als fantasie. En toch is deze kracht het kostbaarste, wat de mens zich op aarde toe-eigenen kan, want ze is uit de goddelijke genadebron voortgekomen en wordt de mens, die daarnaar dorst, onbeperkt toegestuurd. Het is de kracht uit Gods geest, die de mens in alle kennis binnenleidt. Deze geest geeft hem het goddelijke woord als de grootste genadegave, opdat uit deze bron het levende water stroomt, dat weer alleen de krachtuiting van de goddelijke liefde is.

“Wie van dit water drinken zal, zal in eeuwigheid nooit dorsten”. Dus belooft de Heer het mensenkind, dat Zijn woord ontvangt, eeuwige lafenis en dus moet de kracht, dat uit Zijn woord stroomt al het aardse overleven en tot in de eeuwigheid effect hebben. En deze onvoorstelbare genade doet de Vader in de hemel degenen, die hun hart openen en Hem door het woord ingang verlenen, toekomen. Want het woord van God is voor eeuwig. Het zal nooit vergaan, want goddelijke kracht is eeuwig onverwoestbaar en er moet voortdurend naar verlangd worden tot verheffing van de geest en voor de uitvoering van al datgene, wat God van de mens vraagt.

Want God is een God van liefde, Die Zijn schepselen de kracht geeft om dat te vervullen, wat Hij verlangt en de mensen zouden deze God van de liefde zonder ophouden dank moeten betonen.

Amen

Vertaald door Peter Schelling