Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1468
1468 Knechtschap van de ziel – Voorbede in liefde helpt bij het bevrijden
12 juni 1940: Boek 24
Er wordt onverantwoordelijk gehandeld ten opzichte van de ziel van de mens, wanneer deze in een zeker knechtschap gehouden wordt. Dat wil zeggen wanneer ze gehinderd wordt bij haar opwaartse ontwikkeling. En dit is dan het geval, wanneer de wil van de mens zich uitsluitend naar het aardse toekeert. Wanneer deze wil dus door de tegenstander verzwakt wordt en de ziel dus niet meer in staat is om zich vrij en ongebonden te uiten.
Deze onvrijheid van de wil is echter weer haar eigen schuld. Ze is het gevolg van de arrogantie, die de mensen verhindert om zich in het gebed om kracht tot God te wenden, dus, kort gezegd, een gevolg van het aardse leven zonder gebed. Want de mens heeft bij het begin van zijn aardse taak de vrije wil toebedeeld gekregen, die hem er zowel toe kon bewegen het goede, alsook het kwade te doen. Maar hij mag ook een beroep doen op het gebed. Het staat hem altijd vrij om hulp te vragen en als het dit gebed gebruikt, wordt ook de kracht om weerstand te bieden groter. De wil is dus werkelijk vrij en niet door de macht van de tegenstander gebonden.
De mens, die zonder gebed is, zal steeds minder tegenstand op kunnen brengen. Hij geeft zich dus over aan de macht, die hem schade wil berokkenen. En het gevolg daarvan is, dat zijn ziel in een volledig onvrije toestand geraakt, dat ze op de aarde vastgehouden wordt, dat ze steeds dat doet en wil, wat haar door de slechte kracht bevolen wordt te doen. Ze zit in een knechtschap, waar ze zich moeilijk uit bevrijden kan, wanneer ze het gebed ook nu nog niet gebruikt, want ze heeft ook de kennis van de genade van het gebed verloren. Ze is volledig zonder hulp en aan de invloed van het kwaad blootgesteld, omdat ze haar wil niet meer op de juiste manier gebruiken kan.
En zo’n verkeerd gerichte wil kan alleen nog maar door de liefde werkzaam tegemoet getreden worden. Als een liefhebbend wezen op aarde of ook in het hiernamaals zo’n gedwongen ziel te hulp komt en dus in plaats van haar, zelf het gebed tot God omhoog zendt, zullen de boeien van deze ziel losser worden, ze zal plotseling de kracht van de weerstand in zich voelen en zich gewillig aan betere krachten overgeven. En dit kan een verandering van haar denken en willen bewerkstelligen, die in een veranderde levenswandel tot uitdrukking komt.
Zielen, die de weg naar God niet alleen meer terug kunnen vinden, moeten door de voorbede in liefde een toevoer aan wilskracht ontvangen, als ze niet reddeloos verloren mogen gaan, omdat ze niet gedwongen tot een ander denken en willen gebracht kunnen worden. En deze voorbede is een wapen, die het werkzaam zijn van de tegenstander bestrijdt. Want ze heft diens exclusieve macht over de ziel op.
De ziel voelt het losser worden van haar boeien en nu wordt ook de wil om deze macht geheel te ontvluchten in haar actief. Ze voelt zich weliswaar zwak, maar ze verlangt naar hulp, die haar nu geboden kan worden, want het verlangen naar de hulp is een onbewust gebed, dat ook verhoring vindt, doordat de lichtwezens, die haar bij willen staan, de gedachten nu zo leiden, dat de mens nu ook bewust van het gebed gebruik maakt en zo de kracht tot weerstand vergroot, zich dus bevrijden kan uit de toestand van het knechtschap.
Zo kan de liefde van de medemensen enorm aan de verlossing van een dwalende ziel bijdragen, wanneer ze rekening houden met de volledig verzwakte wil en de wil van hun kant werkzaam laat worden om deze ziel helpend bij te staan. De kracht van een gebed voor de ziel van een mens is buitengewoon groot en het enige middel om haar uit de macht van de tegenstander te bevrijden.
Amen
Vertaald door Peter Schelling