Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1465
1465 Het vermogen om weerstand te bieden – Het verzwakken van de wil van de tegenstander
10 juni 1940: Boek 24
De voortdurende strijd tegen de tegenstander versterkt het vermogen om weerstand te bieden, voor zover er hier zelfs maar verzet tegen geboden wordt. Steeds ijveriger is hij aan het werk om de ziel te overwinnen, maar alle pogingen mislukken vanwege de goede wil van de mens. En deze goede wil is de naar God toegekeerde wil, die het beste wapen is tegen alle overvallen van de vijand.
De naar God toegekeerde wil verlamt ook de macht van de tegenstander en daarom probeert hij op een andere manier de wil naar zijn lokmiddelen toe te draaien. Hij kent de zwakheden van de mensheid en weet deze ook te gebruiken, zodat de verzoekingen verzwakkend op de mensen inwerken en het hele vermogen om weerstand te bieden aangewend moet worden om deze zwakheden meester te kunnen worden.
Maar deze verlokkingen zijn enkel dan een gevaar, wanneer ze het verlangen naar God verstikken, maar als dit verlangen overheersend is, mislukken alle pogingen van de tegenstander. Want dan staat God degene bij, die naar Hem verlangt, en helpt hem om zich vrij te maken van de macht, die hem wil binden. En op zulke momenten van verzoeking is het heel belangrijk om zijn toevlucht te nemen tot het gebed, dus de Heer te bekennen, dat het vurige verlangen Hem betreft en dat alle aardse vreugden bereidwillig opgegeven worden uit liefde voor Hem.
Deze strijd, die de mens moet voeren tegen zijn eigen gevoelens in, is wel zwaar, maar God weet, waarom Hij de Zijnen zulke beproevingen stuurt. Hij kent de mate van liefde voor Hem en wil deze nu versterken, doordat Hij Zich moeilijker bereikbaar maakt en dus de wil van de mens tot verhoogde werkzaamheid aanspoort. De mens bewijst dan zijn liefde voor God. Hij bewijst, dat ze tegenover de aardse liefde standhoudt.
De mens zal zich zelden helemaal vrij kunnen maken van het gevoel van innerlijke verlatenheid, als de goddelijke hulp hem niet nabij is. Hij zal zware innerlijke conflicten door moeten maken, zolang er nog aards verlangen in hem aanwezig is. En dit kan hij alleen maar overwinnen met gebruikmaking van goddelijke kracht en hij moet hier in het gebed om verzoeken. Maar dan zal hij alles zegenrijk overwinnen. Hij zal zich steeds meer uitsluitend naar God toekeren en de vereniging met Hem nastreven, want steeds dringt de liefde naar vereniging zich op.
Dit is het goddelijke gevoel, dat in alle wezens aanwezig moet zijn, opdat steeds alleen de juiste vereniging, de vereniging met het goede, nagestreefd moet worden. God helpt het met zichzelf strijdende mensenkind en leidt zijn gedachten goed. En als deze gedachten de weg naar Hem door een innig gebed weer vinden, is alle gevaar overwonnen. De list van de tegenstander is mislukt. De liefde voor God heeft de zege behaald.
Amen
Vertaald door Peter Schelling