Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1454

1454 Liefde is onontbeerlijk voor geestelijke rijkdom

5 juni 1940: Boek 24

De mens, wiens karakter elke liefde ontbeert, is onuitsprekelijk arm te noemen, want het ontbreekt hem aan kennis over het hoogste goddelijke wezen, omdat al het goddelijke in hem niet tot ontplooiing kan komen. In zijn verblinding ziet hij niet alleen het aardse leven in een verkeerd licht, maar hij maakt zijn hart volledig onbekwaam voor de opname van goddelijke wijsheid. Hij wil van het goddelijke werkzaam zijn niets weten en kan daarom ook nooit in de waarheid onderwezen worden.

Want de liefde is onontbeerlijk. Ze is in de eerste plaats de schakel tussen de mens en de onderwijzende krachten in het hiernamaals. Zonder liefde hoort de mens de stem in zichzelf niet. Zonder liefde kan de geestvonk in hem niet ontstoken worden en zonder liefde is ook elk begrip van geestelijke waarheden onmogelijk. De mens moet zich tot liefde opvoeden en dit kan hij ook met gemak als hij minder acht slaat op het aardse leven en zich naar het bovennatuurlijke toekeert.

Een mens, die zich in gedachten met zaken bezighoudt, die buiten het aardse liggen, zal ook zijn medemensen nu beschouwen als eveneens zoekende wezens en dit zal een soort gevoel van verbondenheid in hem teweegbrengen. Hij voelt de behoefte om met hen van gedachten te wisselen. Hij zou hun deze gedachten graag meedelen en hen ook op dezelfde weg leiden en de liefde begint zich dus in hem te ontvouwen en er is een barrière afgebroken, die hem voorheen de toegang tot kennis versperde. Wat de mens zelf als juist herkent, zou hij graag aan de naasten mee willen delen en als de behoefte om mede te delen levend in hem wordt, zal ook zijn gedachtegang goed geleid worden, want waar liefde is, is God Zelf en Hij verhindert verkeerde resultaten van het denken.

De mens moet de liefde beoefenen, hij moet haar als het kostbaarste goed in het hart dragen en proberen haar voortdurend te vergroten. En als hem daartoe de kracht ontbreekt, moet hij hierom vragen. En zijn leven zal rijk aan geestelijk bezit zijn, want de liefde levert hem kennis op, die de mens anders niet verwerven kan.

God geeft mateloos wijsheid en kracht, licht en sterkte aan de liefhebbende mens en hij kan zich dus meer dan rijk noemen, want hij wordt met deze liefde door de hemelse Vader bedacht. En daarom kan de liefde nooit uitgeschakeld worden, als de mens inzicht moet krijgen. Zonder liefde blijft de mens dwalend en bevindt hij zich in de geestelijke nacht. Maar de liefde verlicht en leidt tot kennis van de goddelijke waarheid.

Amen

Vertaald door Peter Schelling