Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1453
1453 Uitwerking van de werken van liefde – Toegenomen kracht
4 juni 1940: Boek 24
De kracht moet door de liefde toenemen. Alles wat de mens doet, moet uit liefde voortgekomen zijn. Dan zal hij ook een grotere krachttoevoer gewaarworden. Hij zal door een ongekende zekerheid gedragen worden en alles om hem heen tot liefde aansporen, want het geestelijke rondom hem wordt de liefde gewaar en de wil naar God wordt actief. En deze wil is weer kracht.
De mens kan zich de uitwerking van een liefdeswerk niet voorstellen. Al het onvolmaakte onderwerpt zich als het ware aan het volmaakte. Dat wil zeggen dat al het goede geestelijke grote invloed heeft op het in opwaartse ontwikkeling zijnde geestelijke. En het onvolmaakte wordt deze invloed als toegenomen kracht gewaar. Het kan makkelijker uitvoeren, wat zijn wil nastreeft. En zo dringt de kracht van de liefde in al het wezenlijke en vergroot in hem de drang naar de hoogte. En daarom moet al het denken en handelen zijn oorsprong hebben in de liefde. Dan zal het rijke vrucht dragen.
Het geestelijke in de mens verlangt naar verlossing, maar kan enkel door de liefde verlost worden. Als de mens nu in liefde werkzaam is, geeft hij de geest in zich de vrijheid en deze bevrijding van de geest levert hem weer de genade op de waarde van de liefde te herkennen en dus nu bewust te leven, dat wil zeggen de liefde te beoefenen. En wat hij nu doet met de bedoeling om God en de naasten daarmee te dienen, is de uitstroming van de zich in hem tot uiting komende liefde. Hij wil goed zijn. Hij wil opwaarts streven. Hij wil dienen, de medemensen helpen. Hij wil bevrijding brengen aan alle wezens, die hem omringen. En elk werk van liefde geeft hem nu ook de kracht om dat uit te voeren, wat hij wil.
De kracht van de liefde is op de grootste afstand werkzaam. De mens kan er in zijn werken van liefde elk ver van hem verwijderd wezen bij betrekken. Hij kan hem in geestelijke nood hulp verlenen, want steeds zal de liefde zich een nieuwe weg banen en de weg naar God vinden. Een smekende gedachte in liefde zal dus het goddelijke oor bereiken en het wezen, dat het gebed betreft, zijn meest overvloedige kracht doen toekomen. Daarom moet aan het gebed steeds de diepe liefde ten grondslag liggen. Diegene, die voor zijn naaste vraagt, moet daar door de liefde toe gebracht worden. Dan zal elk gebed verhoring vinden bij God.
Elk werk van liefde heeft onvoorstelbare geestelijke successen tot gevolg, want in elk werk van liefde is God Zelf aanwezig. Derhalve moet ook Zijn kracht in elk mens overstromen, die in de liefde actief is en het geestelijk niet-verloste de verlossing brengen. Want niet verlost zijn betekent ver verwijderd zijn van God. Maar in de liefde werkzaam zijn, betekent Gods nabijheid gewaarworden en de nabijheid van God moet onvermijdelijk ook krachttoevoer voor het wezen betekenen. En elke krachttoevoer is weer een vrijkomen uit een onvrije toestand.
Maar alleen het wezen, dat zich tot liefde ontwikkelt, kan maar vrij worden, want alleen de liefde doet de kracht ontstaan, die het wezen voor zijn vrij worden nodig heeft.
Amen
Vertaald door Peter Schelling