Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1443
1443 Verbinding van de ziel met het geestelijke
30 mei 1940: Boek 24
De mens hoeft zich alleen maar voor te stellen, dat zijn ziel vurig naar bevrijding verlangt en hij zal zijn hele wil inzetten om haar uit de gevangenschap te helpen. De ziel van de mens is eveneens iets geestelijks, dat de weg naar God vinden moet. Ze is substantie, die zich goed voelt in een ongebonden toestand en die de haar omhullende vorm als een vreselijke dwang ervaart.
Ze is zonder enige binding met het uit God voortgekomen geestelijke, zolang ze de juiste weg nog niet gevonden heeft. Zolang is ze slechts een onvrij, gekweld wezen, dat alleen door de vereniging met de geest pas tot een zekere vrijheid komt. Zolang de ziel aan het verlangen van het lichaam beantwoordt, is haar toestand onvrij. Pas het ingaan op het verlangen van de geest maakt haar vrijer. En als ze nu de volledige vereniging met hem nastreeft, maakt ze zich los uit de dwang van het gebonden zijn.
Om dit proces nu tot een einde te brengen, moet de wil tot de definitieve vereniging met het geestelijke buitengewoon sterk zijn. De ziel, dus al het denken, voelen en willen in de mens, moet erop gericht zijn om overeenkomstig dit doel te leven. Ze mag dus het aardse leven niet meer zonder plan leven, maar ze moet zich met deze krachten, die haar behulpzaam zijn bij het werk, dat nu alleen haar enige opdracht zal zijn, in verbinding stellen, want de ziel is verzwakt in haar wil. Ze kan dit werk aan zichzelf enkel met hulp meester worden. Ze moet daartoe eerst een beroep doen op de kracht, die God haar echter mateloos ter beschikking stelt. Alleen moet de wil van de ziel voor het in ontvangst nemen hiervan werkzaam worden.
En deze werkzaamheid van de wil moet ze zelf tot stand brengen. Ze moet verlangen hebben naar boven, verlangen naar een vrije, ongebonden toestand. Ze moet door het verlangen daarnaar haar wil tonen weer dat te willen worden, wat ze was en wat haar eigenlijke bestemming is. Dan is voor haar ook de weg vrij, want ze wordt in haar voornemen gesteund. Ze wordt met kracht bedacht en kan nu ongehinderd de weg naar de hoogte nemen. Ze kan zich zo vormen, dat een vereniging met de geest uit God het gevolg van haar streven is. Ze kan haar onvrije toestand opgeven en de laatste aardse vorm als een volledig vrij wezen verlaten.
Amen
Vertaald door Peter Schelling