Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1436
1436 Wereldgebeurtenis – Natuurlijke gebeurtenis
25 mei 1940: Boek 23
Laat alleen God maar heersen. Hij zal uw lot volgens Zijn wil leiden. En zo neemt het wereldgebeuren zijn loop. Het brengt vele zielen in aardse en geestelijke zin verlossing, ofschoon het werkzaam zijn van satan onmiskenbaar is. Maar God is overal, waar een gedachte naar Hem omhoog gestuurd wordt. En de nood en ellende is zo groot, dat de zielen zich vol verlangen tot God wenden en smeken om redding uit de nood. Het zijn vaak martelende uren, die aan de dood voorafgaan, maar zo menige ziel worstelt zich hier doorheen en vindt de juiste weg en dan is de gang over de aarde toch nog gezegend door het juiste inzicht.
De mens is nu in zekere zin alleen maar een middel tot het doel. Hij wordt zonder scrupules opgeofferd. Hij vervult zijn doel en geeft zijn leven op, omdat hij zelf machteloos is tegen de aardse macht. En zijn offer wordt door de hemelse Vader genadig aangenomen en zijn vroegtijdig beëindigd leven zal in het hiernamaals verrekend worden en zijn ziel wordt eveneens hulp verleend, als de rijpheid van de ziel nog niet bereikt is.
Maar degenen, die uit eigenbelang en hebzucht de oorzaak zijn van de ellende en de nood, zal nog grote nood ten deel vallen. Want het lijden van de medemensen schreeuwt naar de hemel om vergelding. Dit spreekt de Heer en Zijn woord is onherroepelijk. En dus bepaalt Hij, dat al het gekrakeel en alle strijd onbeslist blijft en dat de onnoemelijk offers tevergeefs gebracht zullen worden. Hij roept aan de activiteiten van degene, die grote macht heeft, een halt toe. Hij maakt een einde aan de strijd van de volkeren. Dit wordt op korte termijn voorzien.
Het werkzaam zijn van satan is zo duidelijk te herkennen, dat de Heer nu Zelf in zal grijpen om hem te beperken in zijn macht. En daar is waarlijk alleen Zijn wil maar voor nodig. En de constructie, die sterk en onwankelbaar leek, zal wankel worden. De geestelijke nood onder de mensheid is onnoemelijk groot. Ze moet er eerst door gestuurd worden, want de mensheid herkent in het wereldgebeuren niet het werkzaam zijn van de tegenstander, dus ze moet in het natuurgebeuren het werkzaam zijn van God leren herkennen.
En de mensheid herkent nog veel minder, dat de tijd gekomen is, waarvan de Heer op aarde vermelding heeft gedaan. Ze herkent noch het geestelijke verval, noch de dwingende noodzaak van een goddelijk ingrijpen. Ze leeft en vreest voor het vergankelijke einde en wandelt dus in de duistere nacht. In de diepste geestelijke duisternis.
En daarom wil God licht brengen. Hij wil Zelf tot de mensen spreken, maar niet met lieve, zachte woorden, maar Hij zal met een machtige stem tot hen spreken, opdat ze Hem herkennen en acht slaan op Zijn stem. Hij zal Zich zo uiten, dat degene, die gelovig is, Hem zal herkennen, maar voor de anderen zal ook deze stem geen bewijs zijn van de goddelijke almacht en wijsheid. Ze zullen hun oren sluiten en niets willen horen van een gewelddadige ondergang van duizenden en duizenden mensen.
En toch zullen ze het moeten horen. De hele wereld zal deze stem horen en vol ontzetting haar uitwerking merken, want God wil degenen die slapen, wakker schudden, de zwakken opschrikken en de sterken hun onmacht laten herkennen. Hij zal een gericht houden en geweld en onrechtvaardigheid vergelden.
Amen
Vertaald door Peter Schelling