Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1434

1434 “En de wereld zal verlost zijn van alle zonden”

24 mei 1940: Boek 23

En de wereld zal verlost zijn van alle zonden. Zo heeft de Heer eens tot de mensen gesproken. Hij heeft de Verlosser verkondigd. Hij heeft de mensen de verlossing van alle schuld beloofd. En Jezus Christus heeft deze belofte vervuld door Zijn lijden en sterven aan het kruis. Maar hoe staat de wereld, dat wil zeggen de mensen zelf, tegenover deze verlossing? De Heer heeft alles gedaan om deze belofte te vervullen. Maar wat moet de mens doen om aan de goddelijke belofte deelachtig te kunnen worden?

Hij moet eerst de wil hebben om zich te laten verlossen. Hij moet dus door het erkennen van Christus als de Zoon van God en de Verlosser van de wereld tot diegenen willen behoren, die verlost worden door Zijn dood aan het kruis. Hij moet bereid zijn om de genaden van het verlossingswerk in ontvangst te nemen, zoals door vurig gebed een sterkere wil te krijgen, die alles uitvoerbaar laat worden, dus in de daad omgezet kan worden.

Voorheen was de wil door de macht van de tegenstander gebonden en er was geen middel om zich uit deze macht te bevrijden, want de mens was door zijn zondenschuld te zwak om tegenstand te bieden. De goddelijke liefde gaf zichzelf met dat doel over, dat de macht van de tegenstander gebroken werd, dus de wil van de mens zo sterk kon worden, dat ze zich uit deze macht kon ontrukken. Dus de wilskracht moet eens eerst gevraagd worden door het gebed.

En de mens moet zich tegelijkertijd tot een liefhebbend wezen vormen, wat eveneens nu pas mogelijk voor hem is door het liefdeswerk van de Heer. Want enkel door de liefde wordt de zonde uitgewist. Daarom moet de mens, die verlost wil worden van de zonde, in de liefde staan, dus eveneens door de straal van goddelijke liefde doordrongen zijn, die Jezus ertoe bewoog om Zich voor de zondenschuld van de mensheid op te offeren. De mensheid moet zich positief opstellen ten opzichte van het grote werk van barmhartigheid, de liefde van Christus inzien en zelf willen, dat hij in de kring van degenen mag staan, voor wie de Heer aan het kruis gestorven is. Hij moet het verlossingswerk erkennen en verlost willen worden.

Degene, die ter wille van Jezus een beroep doet op de barmhartigheid van God, die Jezus als middelaar tussen zichzelf en God om Zijn voorspraak smeekt, doet dus een beroep op de genaden van het verlossingswerk. Als u in Mijn naam de Vader vraagt, dan zal Hij het u geven. Ter wille van Zijn Zoon moet de hele zondenschuld gedelgd worden. Ter wille van Zijn Zoon wordt alle mensen vergeving van de zonde beloofd.

Degene, die dus gelooft in Jezus Christus, dat Hij de Zoon van God is, Die door Zijn dood aan het kruis de wereld verlost heeft van alle zonden, die zal ook door zijn geloof verlost worden. Want hij neemt de genade aan, die de Verlosser hem Zelf biedt. Hij laat zich door zijn wil verlossen. Hij aanvaardt het verlossingswerk. Hij erkent de enorm grote goddelijke liefde. Hij erkent zijn enorm grote schuld. Hij erkent zijn onwaardigheid en zijn machteloosheid om zichzelf daarvan te bevrijden. Hij heft smekend de handen op naar Christus en vraagt om erbarmen. En zo wordt hij vrijgemaakt van alle schuld.

Het liefdeswerk van de Heiland voor de mensheid kan pas dan in zijn grootte beseft worden, wanneer de mens zich zowel de hemelse gelukzaligheden, alsook het ontzaglijke lijden in het hiernamaals voorstelt, dus zowel de verloste, alsook de gebonden toestand. Wanneer hij zich voorstelt, dat alleen Zijn eindeloze liefde Jezus ertoe bewogen heeft onnoemelijke pijnen op zich te nemen om de zielen die pijnen in het hiernamaals te besparen.

Maar als Zijn liefde niet erkend wordt, dus het verlossingswerk van de Heer betwijfeld of geheel ontkend wordt, sluit de mens zichzelf uit van de kring van degenen, die de Heer verlost heeft door Zijn dood aan het kruis. Want als de Heer in Zijn liefde hem het heerlijkste genadegeschenk aanbiedt en hij wijst het af, is het zijn eigen schuld, wanneer hem in het hiernamaals onnoemelijk leed overkomt.

Zonder Jezus Christus kan geen enkel wezen verlost worden, als Christus Zelf deze wil niet verlost had, want de wil was zo lang gebonden, dat wil zeggen in de macht van satan. De verlossing vond plaats door de dood van Christus aan het kruis. De Heer stierf voor iedereen en daarom kan elke wil vrij worden van de macht van de tegenstander, maar zonder de verlossing is de macht van de tegenstander zo groot, dat de mens zich alleen nooit aan hem kan ontrukken.

Amen

Vertaald door Peter Schelling