Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1419

1419 Kracht van de heilige geest – Uitstraling van goddelijke liefde

15 mei 1940: Boek 23

Zonder voorkennis te hebben, neemt de mens, wiens geest goed geordend is, een verbazingwekkende hoeveelheid kennis als geestelijk eigendom in ontvangst en dit is een bewijs voor de werkzaamheid van vreemde geestelijke krachten. Deze schat kan echter niet opgegraven worden, als de wil om te ontvangen niet sterk is. Dus het volledig openen van het hart is de eerste voorwaarde. En de kracht uit God zal zich nu in een geopend vat uitstorten. Ze staat het mensenkind ter beschikking, als ze gevraagd en ontvangen wordt.

De kracht van de heilige geest is geen illusie, maar ze is iets werkelijk voelbaars, dat de mens zich eigen kan maken, als zijn wil daarop gericht is en zijn hart ernaar verlangt. Want de gedachten van de mens worden zo geordend, dat ze opgeschreven kunnen worden om tegelijkertijd op de mensheid overgedragen te kunnen worden. Al het geestelijke werkt doordringend. Het loopt nergens ten einde, maar plant zich voortdurend voort. Een kracht, die van God uitgaat en voortdurend tot leven wekkend werkt, wordt verder geleid.

Alles, wat mensenwerk is, heeft een einde, maar wat van God uitgaat, kan nooit een einde hebben. Wat van God uitgaat, gaat zijn weg via talloze wezens, kan altijd en overal ontvangen worden en moet steeds een tot leven wekkende uitwerking hebben. De kracht van de heilige geest geeft het woord van God aan de mensen. Dus moet het woord van God eeuwig duren. Het kan nooit en te nimmer vergaan, want het blijft eeuwig dat, wat het is, goddelijke kracht. De uitstraling van de goddelijke liefde, die pas dan overgedragen kan worden, wanneer er bewust naar verlangd wordt. En daarom kan de kracht van de heilige geest niet ontkend worden, want het bewijs van het werkzaam zijn is zichtbaar en onvergankelijk.

Alles, wat de geest uit God onderwezen heeft, is opgeschreven en dit werkt voortaan weer als kracht. Het wekt de mens op, die van zijn kant weer naar de goddelijk gave verlangt, die zijn hart opent en de uitstraling van goddelijke liefde in zich binnen laat dringen. Hij zal dezelfde kracht bespeuren, de gedachten van hem zullen eveneens goed geordend zijn, als hij bereid is om te ontvangen en in de liefde staat. Hij zal nu ook uit de bron van het leven kunnen putten en wijsheid en genade in zich opnemen.

En zodoende werkt het woord van God, dat opgenomen is door een mensenkind, dat bereidwillig is om op te nemen en in de liefde staat, steeds op dezelfde manier. Het geeft de luisteraar de kracht uit God, als hij het met een hongerig hart in ontvangst neemt. Maar het zal geen indruk op de mensen achterlaten, van wie de geest nog niet opgewekt is. Die noch om goddelijke kracht, noch om genade vragen, want in hen kan de geest uit God niet werkzaam zijn. Ze nemen de woorden op als holle klank en raken totaal niet onder de indruk.

Amen

Vertaald door Peter Schelling