Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/1418

1418 Goddelijk ingrijpen - Voorspelling

14 mei 1940: Boek 23

Het is een vergeefse strijd, die de mensen tegen elkaar voeren, want ze zal tot geen bevredigend resultaat leiden. Het is door de Heer van hemel en aarde besloten, dat deze wordt beƫindigd op een andere manier dan de mensen hopen. Dit einde zal echter onbeschrijfelijk zijn. Het gebulder van de strijd zal nog worden overstemd door de Stem van God, Die van boven klinkt. Ze zal een mateloze verwarring aanrichten onder de mensen, want geen menselijk bevel zal haar kunnen gebieden te stoppen en machteloos moeten de mensen over zich heen laten gaan, wat de Heer hen zendt.

En nu zal het aan ieder afzonderlijk blijven overgelaten, de Hand Gods te herkennen en zich eraan te onderwerpen, of zich te verzetten tegen het lot dat hem overkomt. Want het denken der mensheid moet met geweld op God worden gericht. En gezegend is hij, die deze weg vindt en God als Veroorzaker van al het gebeuren onderkent en zich aan Hem en Zijn genade aanbeveelt.

Doch van dezen zullen er weinige zijn, want de geest van de mensen is verblind. Hun hedendaagse voorlichtingen hebben hen het geloof doen verliezen aan een Wezen, Dat alles bepaalt op aarde. En in hun hoogmoedige instelling vinden ze moeilijk de weg naar God terug en deze geestelijke arrogantie is hun verderf. Alleen wie zich klein en machteloos voelt en God aanroept om hulp, zal zijn leven behouden, al offert hij het ook stoffelijk. Maar wie gelooft Gods hulp niet nodig te hebben, heeft zijn leven stoffelijk en geestelijk verspeeld. En als God hen toch nog het aardse leven laat, is dit alleen een daad van grootste barmhartigheid, opdat hij het inzicht toch nog op aarde zal verkrijgen. Want de Heer kent de harten. Hij kijkt in het verst verborgen hoekje. Hij onderkent elke opwelling en zal niet ten onder laten gaan, wat nog gered kan worden.

En wie temidden van de verschrikkingen God de Heer aanroept om hulp, in diens hart zal een wonderlijke rust komen. Hij zal het aardse leven ineens als waardeloos inzien, wanneer dit niet samengaat met een diep geloof. En dit inzicht laat hem nu gewillig prijsgeven, wat hem tevoren begerenswaardig toescheen. Hij vertrouwt zich gewillig toe aan de Heer en aanvaardt uit Diens Hand nu leven of dood. Hij geeft echter alleen zijn lichaam weg om in het hiernamaals te ontwaken ten leven. En dus is zijn heengaan van de wereld geen ondergang, maar de opstanding tot een beter leven.

De goddelijke Wil wijst ieder zijn plaats aan. Hij zal van de wereld wegnemen wiens tijd is beƫindigd en Hij zal de wereld teruggeven wiens aardse bestaan nog niet is voltooid. Want wat gebeurt is niet willekeurig. Integendeel, alles is door Gods Wijsheid en Liefde bepaald.

Maar wie ook dan nog de Hand Gods niet herkent, diens ziel is in grote nood. Want voor haar is er geen middel tot verlossing. Ze heeft de verwijdering van God oneindig vergroot gedurende haar bestaan op aarde en stuurt weer aan op de gekluisterde toestand. Dus is haar gang over de aarde volkomen nutteloos, daar ze God niet onderkent. En terwille van dergelijke zielen laat God Zijn geweldige Stem weerklinken. Maar wordt er naar deze roep niet geluisterd, dan is het lot van deze ziel enkel eeuwige verdoeming.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte